Geluidsontwikkeling of ongebruikelijk rijge‐
drag
Tijdens het rijden letten op trillingen, geluiden en
ongewoon rijgedrag, bijvoorbeeld trekken naar
een kant. Dit kan wijzen op beschadigingen aan
banden of velgen. Als bandenpech vermoed
wordt de snelheid verlagen. Zo snel mogelijk
stoppen en de banden en velgen op beschadigin‐
gen controleren. Onzichtbare beschadigingen van
de banden kunnen eveneens de oorzaak van het
ongewone rijgedrag zijn. Als er geen beschadigin‐
gen te zien zijn, de banden en velgen laten con‐
troleren bij een gekwalificeerde werkplaats.
Regelmatige controle van de wielen en ban‐
den
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door beschadigde banden
Beschadigde banden kunnen verlies van ban‐
denspanning veroorzaken.
Daardoor kunt u de controle over de auto ver‐
liezen.
Banden regelmatig op schade controle‐
#
ren en beschadigde banden direct ver‐
vangen.
& WAARSCHUWING Gevaar voor aquapla‐
ning door te lage profieldiepte
Bij een te lage profieldiepte laat de grip van
de banden te wensen over. Het bandenprofiel
kan het water niet meer afvoeren.
Daardoor verhoogt bij nat wegdek het gevaar
voor aquaplaning, in het bijzonder als u de
snelheid niet aanpast.
Bij een te hoge of te lage bandenspanning
kunnen banden op verschillende plaatsen van
het loopvlak verschillend verslijten.
De profieldiepte en de toestand van het
#
loopvlak over de gehele breedte bij alle
banden regelmatig controleren.
Minimumprofieldiepte bij
Zomerbanden: 3 mm
R
M+S-Reifen: 4 mm
R
De banden om veiligheidsredenen laten
#
vervangen voordat de wettelijk voorge‐
schreven minimumprofieldiepte bereikt
is.
De banden en velgen regelmatig op beschadigin‐
gen controleren, ten minste om de twee weken
en na rijden in het terrein of op slechte wegdek‐
ken. Beschadigde wielen kunnen leiden tot ban‐
denspanningsverlies.
Op beschadigingen letten, zoals:
sneden in de band
R
gaatjes in de band
R
scheuren in de band
R
uitstulpingen op de band
R
verbuiging of sterke corrosie van de wielen
R
De volgende controles regelmatig, ten minste
eenmaal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld
voor een langere rit of rijden in het terrein, aan
alle wielen uitvoeren:
Controle van de bandenspanning
R
(
pagina 317)
→
Controle van de ventieldopjes
R
De ventielen moeten met de door Mercedes-
Benz speciaal voor het voertuig goedgekeurde
ventieldopjes tegen vocht en vuil beschermd
zijn.
Visuele controle van de profieldiepte en het
R
loopvlak van de band over de gehele breedte
De minimumprofieldiepte bedraagt bij zomer‐
banden 3 mm en bij winterbanden 4 mm.
Informatie over het rijden met zomerbanden
Zomerbanden verliezen bij temperaturen onder
10 °C duidelijk aan elasticiteit en daarmee aan
grip en remcapaciteit. Het voertuig uitrusten met
M+S-banden. Bij zomerbanden kan door gebruik
bij zeer lage temperaturen scheurvorming optre‐
den, waardoor ze blijvend beschadigd raken. Wij
kunnen voor dit soort schade geen verantwoorde‐
lijkheid nemen.
De toegestane maximumsnelheid van de gemon‐
teerde zomerbanden mag nooit worden over‐
schreden .
Als er zomerbanden zijn gemonteerd:
Bandenspanning controleren (
R
Bandenspanningscontrole opnieuw starten
R
(
pagina 330)
→
315
Wielen en banden
pagina 317)
→