Download Print deze pagina

Mercedes-Benz Sprinter 2018 Handleiding pagina 39

Verberg thumbnails Zie ook voor Sprinter 2018:

Advertenties

Kinderzitjesbevestigingssysteem op de bijrij‐
dersstoel
Aanwijzingen met betrekking tot de kinderzit‐
jesbevestigingssystemen op de bijrijdersstoel
Uit de ongevallenstatistiek blijkt, dat op de zit‐
plaatsen achterin beveiligde kinderen veiliger zijn
dan op de voorstoel beveiligde kinderen. Daarom
adviseert Mercedes-Benz dringend het kinderzit‐
jesbevestigingssysteem bij voorkeur op een zit‐
plaats achterin te monteren.
Waarschuwingsaanwijzingen aan de binnen‐
zijde van de zonneklep
NOOIT een naar achteren gericht kinderbeveili‐
gingssysteem gebruiken op een stoel die door
een ACTIEVE FRONTAIRBAG wordt beveiligd, want
dat kan voor het kind DODELIJKE of ERNSTIGE
VERWONDINGEN tot gevolg hebben.
Beslist ook de aanwijzingen met betrekking tot
het veilig meenemen van kinderen in acht nemen
(
pagina 33).
Aanwijzingen voor naar achteren gerichte kin‐
derzitjesbevestigingssystemen
Sticker zichtbaar bij geopende bijrijdersdeur
De bijrijdersairbag kan niet worden uitgescha‐
keld. Dit kan worden herkend aan een speciale
sticker aan de zijkant van de cockpit aan bijrij‐
derszijde. Een naar achteren gericht kinderzitjes‐
bevestigingssysteem nooit op de bijrijdersstoel,
maar altijd op een geschikte zitplaats achterin
monteren.
Veiligheid voor inzittenden
Aanwijzingen met betrekking tot naar voren
gerichte kinderzitjesbevestigingssystemen op
de bijrijdersstoel
Bij gebruik van een kinderzitjesbevestigingssys‐
teem op de bijrijdersstoel beslist de volgende
punten in acht nemen:
De bijrijdersstoel moet daarbij in de achterste
R
stand worden geplaatst. Bij stoelen met zitin‐
ghoogteverstelling de stoel bovendien in de
hoogste stand zetten.
De rugleuning in een vrijwel rechte stand zet‐
R
ten.
De zitting volledig omlaag brengen.
R
Het draagvlak van het kinderzitjesbevesti‐
R
gingssysteem moet volledig op het zitvlak van
de bijrijdersstoel rusten.
De leuning van een naar voren gericht kinder‐
R
zitjesbevestigingssysteem moet zo volledig
mogelijk tegen de rugleuning van de bijrij‐
dersstoel aan liggen. Het kinderzitjesbevesti‐
gingssysteem mag niet het dak raken of door
de hoofdsteun worden belast.
De hoek van de rugleuning en de instelling
R
van de hoofdsteunen zo nodig overeenkom‐
stig aanpassen.
De zittinghoek zo instellen dat de voorste
R
rand van de zitting zich in de bovenste en de
achterste rand van de zitting zich in de onder‐
ste positie bevindt.
Altijd de correcte ligging van de schoudergor‐
R
del vanaf de gordeldoorvoeropening van het
voertuig naar de schoudergordelgeleiding van
het kinderzitjesbevestigingssysteem in acht
nemen. De schoudergordelband moet vanaf
de gordeldoorvoeropening naar voren en
omlaag verlopen.
Indien noodzakelijk de gordeldoorvoerope‐
R
ning en de bijrijdersstoel overeenkomstig
instellen.
Nooit voorwerpen, bijvoorbeeld een kussen,
R
onder of achter het kinderzitjesbevestigings‐
systeem leggen.
Beslist de montage- en gebruikshandleiding van
de fabrikant van het gebruikte kinderzitjesbeves‐
tigingssysteem en de aanwijzingen met betrek‐
king tot de bevestiging van geschikte kinderzitjes‐
bevestigingssystemen in acht nemen
(
pagina 38).
37

Advertenties

loading