Download Print deze pagina

Mercedes-Benz Sprinter 2018 Handleiding pagina 125

Verberg thumbnails Zie ook voor Sprinter 2018:

Advertenties

Checklist voor rijden in het terrein
De brandstof- en de AdBlue
R
troleren (
pagina 182) en indien nodig bij‐
vullen (
pagina 139).
Motor: Het oliepeil controleren en indien
R
nodig olie bijvullen (
op extreme hellingen en onder extreme hoe‐
ken wordt gereden, moet het oliepeil tot het
maximum worden bijgevuld.
%
Bij extreme hellingen en hoeken kan de
boordcomputer het symbool op het display
weergeven. Als het motoroliepeil vóór de rit
tot het maximum is bijgevuld, heeft dit geen
invloed op de bedrijfszekerheid van de motor.
Boordgereedschap: Controleren of de krik
R
werkt (
pagina 336).
Controleren dat de wielsleutel
R
(
pagina 336), een blok hout voor de krik,
een sterke sleepkabel, een pioniersschep en
een wielkeg in het voertuig aanwezig zijn.
Banden en velgen: Profieldiepte
R
(
pagina 315) en bandenspanning controle‐
ren (
pagina 329).
Regels voor rijden in het terrein
Altijd de bodemspeling van het voertuig in acht
nemen en om hindernissen, zoals te diepe door
spoorvorming ontstane geulen, heen rijden.
Hindernissen kunnen het voertuig bijvoorbeeld
aan de volgende onderdelen beschadigen:
het onderstel
R
de aandrijflijn
R
de brandstoftanks en reservoirs
R
Daarom in het terrein altijd langzaam rijden. Als u
over obstakels moet rijden, laat u zich dan door
de bijrijder instrueren.
%
Mercedes-Benz adviseert bovendien een
schep en een sleepkabel met harpsluiting in
het voertuig mee te nemen.
Bagage en lading moeten goed zijn opgebor‐
R
gen of bevestigd; dit controleren
(
pagina 75).
Voor het begin van een rit in het terrein stop‐
R
pen en een lage versnelling inschakelen.
Voertuigen met DSR: Bij bergafwaarts rijden
R
de DSR inschakelen (
Voertuigen met vierwielaandrijving: De
R
vierwielaandrijving (
nodig de versnellingsbakoverbrenging LOW
RANGE inschakelen (
®
-voorraad con‐
pagina 284). Voordat
pagina 134).
pagina 133) en indien
pagina 134).
Als de ondergrond dit vereist, de ASR bij het
R
wegrijden kortstondig uitschakelen
(
pagina 133).
In het terrein altijd met draaiende motor en
R
ingeschakelde versnelling rijden.
Langzaam en gelijkmatig rijden. In veel geval‐
R
len is stapvoets rijden vereist.
Doordraaien van aangedreven wielen vermij‐
R
den.
Er steeds op letten dat de wielen contact met
R
de grond maken.
In onbekend terrein dat niet is te overzien
R
uiterst voorzichtig rijden. Om veiligheidsrede‐
nen uitstappen en de passage door het ter‐
rein eerst goed bekijken.
Op hindernissen, bijvoorbeeld rotsblokken,
R
gaten, boomstronken en door spoorvorming
ontstane geulen letten.
Bermen waarvan de ondergrond kan wegzak‐
R
ken, vermijden.
Regels voor waterpassages in het terrein
(voertuigen met vierwielaandrijving)
De veiligheidsaanwijzingen en de algemene
R
aanwijzingen voor het rijden in het terrein in
acht nemen.
Voor waterpassages de diepte en toestand
R
van het water controleren. Het water mag
maximaal 60 cm diep zijn.
Het klimaatregelsysteem is uitgeschakeld
R
(
pagina 103).
De standverwarming is uitgeschakeld
R
(
pagina 108).
De vierwielaandrijving inschakelen
R
(
pagina 133) en bij voertuigen met versnel‐
lingsbakoverbrenging LOW RANGE inschake‐
len (
pagina 134).
De schakelstand tot 1 of 2 begrenzen.
R
Hoge motortoerentallen vermijden.
R
Langzaam en gelijkmatig rijden, maximaal
R
stapvoets.
Er tijdens het rijden altijd op letten dat geen
R
boeggolf wordt gevormd.
Na de waterpassage de remmen droogrem‐
R
men.
Als het water bij een waterpassage dieper dan
50 cm is, na de passage direct alle voertuigvloei‐
stoffen op tekenen van binnengedrongen water
controleren.
123
Rijden en parkeren

Advertenties

loading