132
Rijden en parkeren
%
Het mechanisch opheffen van de parkeerver‐
grendeling is alleen mogelijk bij voertuigen
met automatisch schakelende versnellings‐
bak en voorwielaandrijving.
Voorwaarden
U heeft het ontgrendelingsgereedschap uit
R
het boordgereedschap nodig (
De parkeerrem bedienen.
#
De motorkap openen (
#
Het ontgrendelingsgereedschap
#
transmissie aanbrengen
van de pijl draaien.
Een geschikt gereedschap, bijvoorbeeld een
#
schroevendraaier, door de boring van het ont‐
grendelingsgereedschap
de transmissie
2
steken.
Het ontgrendelingsgereedschap
positie geborgd. De parkeervergrendeling
wordt opgeheven.
Zolang het ontgrendelingsgereedschap
de transmissie is aangebracht, kan de stand
j niet worden ingeschakeld.
De aanwijzingen met betrekking tot het sle‐
#
pen in acht nemen (
%
Wanneer het ontgrendelingsgereedschap
wordt verwijderd 4, springt de transmissie
automatisch weer in de stand j.
Vierwielaandrijving
Aanwijzingen met betrekking tot de vierwiel‐
aandrijving
De vierwielaandrijving zorgt voor permanente
aandrijving van alle vier de wielen en verbetert
®
samen met het ESP
de tractie van uw voertuig.
pagina 312).
→
pagina 281).
→
4
op de
1
en in de richting
3
en de boring in
4
is in deze
4
op
pagina 306).
→
De tractieregeling van de vierwielaandrijving vindt
eveneens plaats via het remsysteem. Bij extreem
gebruik in het terrein kan het remsysteem daar‐
door oververhit raken. In dat geval minder gas
geven of het voertuig stoppen, om het remsys‐
teem te laten afkoelen.
Als één aangedreven wiel wegens een te geringe
grip doordraait:
Bij het wegrijden de ondersteuning van de in
R
®
het ESP
geïntegreerde tractieregeling
gebruiken. Het gaspedaal zo ver als nodig
indrukken.
Tijdens het rijden langzaam de voet van het
R
gaspedaal nemen.
Onder winterse omstandigheden winterbanden
(M+S-banden) gebruiken, zo nodig met sneeuw‐
kettingen (
pagina 316). Alleen zo wordt de
→
maximale werking van de vierwielaandrijving
bereikt.
Bij bergafwaarts rijden in het terrein de DSR
(Downhill Speed Regulation) gebruiken
(
pagina 134).
→
De vierwielaandrijving kan het gevaar voor onge‐
vallen als gevolg van een niet aangepaste of
onoplettende rijstijl niet verminderen en de
natuurkundige grenzen niet buiten werking stel‐
len. De vierwielaandrijving kan geen rekening
houden met de weg- en weersomstandigheden en
de verkeerssituatie. De vierwielaandrijving is
slechts een hulpmiddel. De verantwoordelijkheid
voor een veilige afstand, de snelheid, het tijdig
remmen en het aanhouden van de rijstrook ligt bij
u.
* AANWIJZING Gevaar voor beschadiging
van de aandrijflijn en het remsysteem
Als u bij voertuigen met vierwielaandrijving op
een 1-as-testbank test, kunt u de aandrijflijn
of het remsysteem beschadigen.
Het controleren van de werking van het
#
systeem of van het vermogen alleen op
een 2-assen-testbank uitvoeren.
Voordat het voertuig op een testbank
#
wordt getest, eerst informatie inwinnen
bij een gekwalificeerde werkplaats.
* AANWIJZING Gevaar voor beschadiging
van de verdeelbak
Wanneer u het voertuig met een opgetilde as
sleept, kan de verdeelbak worden bescha‐