104
Klimaatregeling
Temperatuur en luchthoeveelheid inschake‐
len en instellen TEMPMATIC en THERMOTRO‐
NIC
De toets Y indrukken.
#
Het controlelampje in de toets Y en het
symbool Y op het display van het tempe‐
ratuurregelsysteem knipperen.
De weergave wijzigt naar de temperatuur en
de aanjager in het menu achterin.
Met de tuimelschakelaars w en K de
#
gewenste temperatuur en luchthoeveelheid in
het menu achterin instellen.
%
Bij grote verschillen tussen de richtwaarden
voor de temperatuur van de installatie voor-
en achterin kunnen die niet precies geregeld
worden.
%
Wanneer de klimaatregeling achterin is uitge‐
schakeld, wordt deze automatisch ingescha‐
keld door het indrukken van de toets 0.
Afhankelijk van de uitvoering van het voertuig
schakelt de klimaatregeling naar behoefte de
betreffende dakairconditioning of verwarming
achterin in:
Voertuigen met dakairconditioning: Ach‐
R
terin kan alleen worden gekoeld.
Voertuigen met verwarming achterin: Ach‐
R
terin kan alleen worden verwarmd.
Klimaatregeling achterin uitschakelen TEMP‐
MATIC en THERMOTRONIC
De toets Y indrukken.
#
Indien het controlelampje in de toets Y en
#
het symbool Y op het display van het tem‐
peratuurregelsysteem knipperen, de lucht‐
hoeveelheid in het menu achterin op stand 0
zetten.
%
Controlelampje aan: De klimaatregeling ach‐
terin is ingeschakeld.
Controlelampje gedoofd: De klimaatregeling
achterin is uitgeschakeld.
Controlelampje knippert: De instelmodus van
de klimaatregeling achterin is actief.
Inschakelen resp. uitschakeling van de lucht‐
opwerkende functie
Voorwaarden
Het klimaatregelsysteem is ingeschakeld.
R
(
pagina 103)
→
De A/C-functie regelt de temperatuur en droogt
de lucht in het interieur van de auto.
De toets ¿ indrukken.
#
%
De A/C-functie slechts voor korte tijd uit‐
schakelen, aangezien anders de ruiten sneller
kunnen beslaan.
%
Aan de onderzijde van de auto kan tijdens de
koeling condenswater naar buiten komen. Dit
wijst niet op een defect.
Klimaatregeling automatisch regelen
Voorwaarden
Het klimaatregelsysteem is ingeschakeld.
R
(
pagina 103)
→
Automatische klimaatregeling inschakelen
In de automatische stand worden de tempera‐
tuur, de luchthoeveelheid en de luchtverdeling
geregeld en constant gehouden.
De toets à indrukken.
#
Op het display wordt de temperatuur
getoond. De weergave van de luchthoeveel‐
heid en de luchtverdeling verdwijnen.
Wanneer de klimaatregeling achterin is inge‐
schakeld, wordt de instelling voor de achter‐
zijde overgenomen.
Automatische klimaatregeling uitschakelen
Met de tuimelschakelaar K de instelling
#
van de luchthoeveelheid en de luchtverdeling
(
pagina 105) wijzigen.
→
De betreffende andere instelling blijft onge‐
wijzigd bij de verandering.
Klimaatregeling achterin automatisch regelen
Voorwaarden
De klimaatregeling achterin is ingeschakeld
R
(
pagina 103).
→
In de automatische stand worden de tempera‐
tuur, de luchthoeveelheid en de luchtverdeling
geregeld en constant gehouden.
De toets Y indrukken.
#
De toets à indrukken.
#
%
Ook wanneer het systeem voorin in de auto‐
matische stand staat, kan het systeem ach‐
terin de automatische stand verlaten door
het verstellen van de aanjager in het menu
achterin.