Wiel met middenafdekking: De klemnokken
#
van de middenafdekking boven de wielbouten
plaatsen.
De middenafdekking van het wiel door een
#
slag in het midden vergrendelen.
Het defecte wiel in de reservewielhouder
#
bevestigen.
Voertuigen met super-single-banden: Het
#
defecte achterwiel op de laadvloer vervoeren.
Het achterwiel is te groot voor de reservewiel‐
houder.
De bandenspanning van het nieuwe wiel con‐
#
troleren en naar behoefte aanpassen.
De wielbouten of -moeren na 50 km met het
#
voorgeschreven aanhaalmoment natrekken.
Wanneer een wiel of reservewiel met een
#
nieuw of nieuw gespoten schijfwiel wordt
gebruikt: De wielbouten of de wielmoeren na
circa 1000 km tot 5000 km laten natrekken.
%
Voertuigen met bandenspanningscon‐
trole: Alle gemonteerde wielen moeten zijn
uitgerust met functionerende sensoren.
Ook beslist de volgende uitgebreide informatie
lezen:
Aanwijzingen met betrekking tot de banden‐
R
spanning (
pagina 317)
→
Reservewiel
Aanwijzingen met betrekking tot het reserve‐
wiel
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door verkeerde wiel- en bandenmaten
De wiel‑ en bandenmaten en het bandentype
van het reservewiel en het te verwisselen wiel
kunnen verschillend zijn. Als het reservewiel
wordt gemonteerd, kunnen de rij-eigenschap‐
pen sterk worden beïnvloed.
Om risico's te vermijden, de volgende punten
in acht nemen:
De rijstijl aanpassen en voorzichtig rij‐
#
den.
Nooit meer dan een reservewiel monte‐
#
ren dat afwijkt van het te verwisselen
wiel.
Het reservewiel dat afwijkt van het te
#
verwisselen wiel, slechts kortstondig
gebruiken.
®
Het ESP
niet uitschakelen.
#
Het reservewiel met verschillende afme‐
#
tingen bij de eerstvolgende gekwalifi‐
ceerde werkplaats laten vervangen.
Beslist op de correcte wiel‑ en banden‐
maten en het bandentype letten.
Bij gebruik van een reservewiel met verschillende
afmetingen mag de maximumsnelheid van
80 km/h niet overschreden worden.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door beschadigd reservewiel bij
Super-Single-banden
Voertuigen met Super-Single banden
De band van het reservewiel wordt na het
monteren hiervan op de achteras bovenge‐
middeld belast. Wanneer de maximumsnel‐
heid of de maximumafstand wordt overschre‐
den of het reservewiel herhaaldelijk wordt
gemonteerd, kan de band hierdoor worden
beschadigd. De beschadigingen van de ban‐
den kunnen verborgen en niet herkenbaar
zijn.
Een beschadigde band kan voor bandenspan‐
ningsverlies zorgen. Daardoor kunt u de con‐
trole over het voertuig verliezen.
Het reservewiel alleen dan gebruiken,
#
als het nog niet eerder met de actuele
band op de achteras was gemonteerd.
Als het reservewiel eerder op de ach‐
#
teras is gemonteerd, onafhankelijk van
de afstand de band van het reservewiel
na het opnieuw verwisselen van een
wiel laten vervangen.
Om veiligheidsredenen bij de banden‐
#
wissel erop letten dat alleen het voor de
band vrijgegeven type ventiel wordt
gebruikt.
* AANWIJZING Beschadiging van de trans‐
missie
Voertuigen met Super-Single-banden: Wan‐
neer het reservewiel op de achteras wordt
gemonteerd, kan de transmissie worden
beschadigd door de verschillende wieltoeren‐
tallen.
Wanneer het reservewiel op de achteras
#
wordt gemonteerd, de maximumsnel‐
heid van 55 km/h en de maximale
afstand van 100 km aanhouden.
343
Wielen en banden