140
Rijden en parkeren
* AANWIJZING Eruit spuitende brandstof
bij het verwijderen van het vulpistool.
De brandstoftank slechts zo ver vullen
#
tot het vulpistool afslaat.
* AANWIJZING Beschadiging door brand‐
stof op gespoten oppervlakken
Geen brandstof op gespoten oppervlak‐
#
ken morsen.
+
MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door
ondeskundige omgang met brandstof
Bij een ondeskundige omgang met brandstof‐
fen kan gevaar voor mens en milieu ontstaan.
Brandstoffen niet in de riolering, het
#
oppervlaktewater, het grondwater of in
de bodem terecht laten komen.
Voorwaarden
Het voertuig is ontgrendeld.
R
De extra verwarming is uitgeschakeld.
R
De linker voordeur is geopend.
R
%
Tijdens het tanken niet weer in het voertuig
stappen. Anders kunt u zich weer elektrosta‐
tisch opladen.
De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfs‐
stoffen in acht nemen (
→
1
Tankdopklep
2
Tankdop
pagina 351).
De tankdopklep
1
#
De tankdop
2
linksom draaien en verwijde‐
#
ren.
Alle deuren sluiten zodat er geen brandstof‐
#
dampen in het interieur kunnen komen.
De vulpijp van het vulpistool volledig in de
#
tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het
#
vulpistool afslaat.
De tankdop
2
aanbrengen en rechtsom
#
draaien.
Een knakkend geluid geeft aan dat de tank‐
dop geheel gesloten is.
De linker voordeur openen.
#
De tankdopklep
1
#
%
Voertuigen met dieselmotor en tankbevei‐
liging tegen benzine: De opening van de
tankvulbuis is alleen geschikt voor de tank‐
pistolen van een dieselpomp.
%
Voertuigen met dieselmotor: Bij een volle‐
dig leeggereden brandstoftank ten minste 5 l
diesel bijtanken.
openen.
sluiten.