Variabele Limiter
Het voertuig is gestart.
R
De variabele limiter is geselecteerd.
R
Omschakelen tussen TEMPOMAT en variabele
limiter
TEMPOMAT selecteren: De tuimelschakelaar
#
1
omhoogdrukken.
Variabele limiter selecteren: De tuimelscha‐
#
kelaar
1
omlaagdrukken.
%
Voertuigen met actieve afstandsassistent
DISTRONIC: De variabele limiter wordt via
een andere toets gekozen (
TEMPOMAT of variabele limiter activeren
De tuimelschakelaar
#
omlaag (SET-) drukken.
De voet van het gaspedaal nemen.
#
De actueel gereden snelheid wordt opgesla‐
gen en door het voertuig aangehouden (TEM‐
POMAT) of begrensd (variabele limiter).
Snelheid verhogen/verlagen
De tuimelschakelaar
#
drukken.
De opgeslagen snelheid wordt 1 km/h ver‐
hoogd of verlaagd.
of
De tuimelschakelaar
#
drukken en vasthouden.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van
1 km/h verhoogd of verlaagd.
of
pagina 161).
→
2
omhoog (SET+) of
2
omhoog- of omlaag‐
2
omhoog- of omlaag‐
De tuimelschakelaar
#
drukken.
De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h ver‐
hoogd of verlaagd.
of
De tuimelschakelaar
#
drukken en vasthouden.
De opgeslagen snelheid wordt in stappen van
10 km/h verhoogd of verlaagd.
of
Het voertuig op de gewenste snelheid bren‐
#
gen.
De tuimelschakelaar
#
%
Voertuigen met handgeschakelde versnel‐
lingsbak: Bij een zeer laag motortoerental
wordt de TEMPOMAT of de limiter uitgescha‐
keld. Als de neutraalstand is ingeschakeld of
nadat koppelingspedaal langer dan zes
seconden is ingedrukt, wordt de TEMPOMAT
uitgeschakeld.
Overname van de herkende snelheid
Wanneer de verkeerstekenassistent bij geacti‐
veerde TEMPOMAT/variabele limiter verkeersbor‐
den met een toegestane maximumsnelheid her‐
kend heeft en deze in het instrumentendisplay
worden weergegeven:
De tuimelschakelaar
#
De toegestane maximumsnelheid van het ver‐
keersbord wordt opgeslagen en door het
voertuig aangehouden of overeenkomstig
begrensd.
TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren
De tuimelschakelaar
#
ken.
Wanneer de TEMPOMAT of de variabele limiter
gedeactiveerd is
Wordt met de tuimelschakelaar
R
(SET-) de actueel gereden snelheid opgesla‐
gen en door het voertuig aangehouden.
Wordt met de tuimelschakelaar
R
laatst opgeslagen snelheid opgeroepen en
door het voertuig aangehouden.
%
Wanneer u remt, het ESP
®
wanneer het ESP
regelt, wordt de TEMPO‐
MAT gedeactiveerd. De variabele limiter
wordt niet gedeactiveerd.
Als het voertuig wordt geparkeerd, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
159
Rijden en parkeren
2
voorbij het drukpunt
2
voorbij het drukpunt
2
omhoogdrukken.
3
omhoogdrukken.
3
(CNCL) omlaagdruk‐
2
(SET+) of
3
(RES) de
®
uitschakelt of