46
Openen en sluiten
De automatische transmissie uit de par‐
R
keerstand j te schakelen of de handge‐
schakelde versnellingsbak in de neutraal‐
stand te zetten.
De motor te starten.
R
Bij het verlaten van de auto altijd de
#
sleutel meenemen en de auto vergren‐
delen.
Kinderen en dieren nooit zonder toe‐
#
zicht in de auto achterlaten.
De sleutel buiten bereik van kinderen
#
bewaren.
& WAARSCHUWING Levensgevaar door
grote blootstelling aan kou of warmte in
de auto
Als personen – in het bijzonder kinderen –
langdurig aan extreme hitte‑ of koude worden
blootgesteld, bestaat gevaar voor letsel of
zelfs levensgevaar!
Personen – in het bijzonder kinderen –
#
nooit zonder toezicht in de auto laten.
Dieren nooit zonder toezicht in de auto
#
laten.
Handmatige ver- en ontgrendeling
Met de toetsen van de centrale vergrendeling kan
het gehele voertuig van binnenuit centraal wor‐
den ver- en ontgrendeld.
Gehele voertuig ver- en ontgrendelen: Als
#
de deuren gesloten zijn de toets
delen) of
2
(vergrendelen) indrukken.
Automatische vergrendeling in- en uitschake‐
len
Als het contact ingeschakeld is en het voertuig
sneller dan 15 km/h rijdt, wordt het voertuig
automatisch vergrendeld.
Er bestaat gevaar voor buitensluiten als de func‐
tie is ingeschakeld:
Bij het aanslepen of aanduwen van het voer‐
R
tuig
Op een rollentestbank
R
Als de deuren gesloten zijn de spanningsvoor‐
#
ziening of het contact inschakelen.
Inschakelen: De toets
#
vijf seconden ingedrukt houden.
Er klinkt een geluidssignaal.
Uitschakelen: De toets
#
vijf seconden ingedrukt houden.
Er klinkt een geluidssignaal.
Chauffeursdeur met noodsleutel ont- en ver‐
grendelen
%
Wanneer het voertuig volledig met de nood‐
sleutel moet worden vergrendeld, eerst met
de chauffeursdeur geopend de toets voor de
vergrendeling van binnenuit indrukken. Ver‐
volgens de chauffeursdeur met de noodsleu‐
tel vergrendelen.
1
(ontgren‐
2
gedurende circa
1
gedurende circa