308
Pechhulp
%
Voertuigen met automatische transmis‐
sie en voorwielaandrijving: Bij storingen
kan de automatische transmissie in de stand
j geblokkeerd zijn. U kunt de parkeerver‐
grendeling mechanisch opheffen
(
pagina 131).
→
Als de automatische transmissie niet in de
stand i kan worden gezet, het voertuig ver‐
voeren (
pagina 309). Voor het transport
→
van het voertuig is een sleepwagen met hef‐
inrichting nodig.
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len bij het slepen van een auto met een
te hoog gewicht
Wanneer‑ de te slepen auto zwaarder is dan
het toegestaan totaalgewicht van uw auto,
kunnen de volgende situaties zich voordoen:
Het sleepoog breekt af.
R
De combinatie kan gaan slingeren en zelfs
R
kantelen.
Als u een andere auto aansleept‑ of
#
sleept, moet erop worden gelet dat het
gewicht ervan niet hoger is dan het toe‐
gestaan totaalgewicht van uw auto.
Als een voertuig moet worden weggesleept of
aangesleept, mag het gewicht het toegestaan
totaalgewicht van het trekkende voertuig niet
overschrijden.
Gegevens over het toegestaan totaalgewicht
#
van het betreffende voertuig vindt u op het
voertuigtypeplaatje .
Voertuigen met automatische transmis‐
#
sie: Het chauffeurs- of passagiersportier niet
openen, omdat anders de automatische
transmissie automatisch in de stand j
wordt gezet.
Het sleepoog aanbrengen (
#
De sleepkabel of -stang bevestigen.
#
* AANWIJZING Beschadiging door ver‐
keerde bevestiging
De sleepkabel of sleepstang alleen aan
#
de sleepogen bevestigen.
%
De sleepkabel of -stang kan ook aan de aan‐
hangwagenvoorziening worden bevestigd.
pagina 310).
→
* AANWIJZING Gevaar voor beschadiging
en ongevallen bij het slepen met een
sleepkabel
Wanneer de beschermende maatregelen en
de veiligheidsmaatregelen bij het slepen met
een sleepkabel niet in acht worden genomen,
bestaat het gevaar voor ongevallen.
Bij het slepen met een sleepkabel de vol‐
gende punten in acht nemen:
De sleepkabel bij beide voertuigen
#
indien mogelijk aan dezelfde zijde van
het voertuig bevestigen.
De sleepkabel mag niet langer zijn dan
#
de wettelijk voorgeschreven lengte.
De sleepkabel in het midden markeren,
#
bijvoorbeeld met een witte lap
(30 x 30 cm). Daardoor herkennen
andere verkeersdeelnemers de sleepsi‐
tuatie.
Tijdens het rijden de remlichten van de
#
motorwagen in de gaten houden. Houd
de sleepkabel altijd gespannen door vol‐
doende afstand te bewaren.
Voor het slepen geen staalkabel of ket‐
#
ting gebruiken. Anders kan het voertuig
worden beschadigd.
De automatische vergrendeling uitschakelen
#
(
pagina 46).
→
De HOLD-functie niet activeren.
#
De wegsleepbeveiliging uitschakelen
#
(
pagina 59).
→
Het Active Brake Assist System uitschakelen
#
(
pagina 156).
→
Voertuigen met automatische transmis‐
#
sie: De automatische transmissie in de stand
i zetten.
Voertuigen met handgeschakelde versnel‐
#
lingsbak: De neutraalstand i inschakelen.
De parkeerrem vrij te zetten.
#
Voertuigen met handgeschakelde versnel‐
#
lingsbak: Het contact inschakelen, anders
kan het stuurslot blokkeren.