348
Wielen en banden
Voertuigen met achterwielaandrijving: Reser‐
vewiel verwijderen (chassis-cabine)
De vleugelmoeren
3
#
en verwijderen.
De moeren
2
tot aan het schroefdraadeinde
#
losdraaien.
De reservewielhouder
#
gen en de linker borghaak
De pomphefboom van de krik in elkaar zetten
#
en in de huls aan de rechterzijde van de
reservewielhouder
4
De reservewielhouder
#
boom omhoogbrengen en de rechter borg‐
haak
1
losmaken.
De reservewielhouder
#
grond laten zakken.
De reservewielhouder
#
gen en de pomphefboom uit de huls trekken
Met de pomphefboom het reservewiel over
#
het achtereinde van de reservewielhouder
wippen.
Het reservewiel voorzichtig uit de reservewiel‐
#
houder nemen. Het reservewiel is zwaar.
Wanneer het reservewiel wordt verwijderd,
verandert het zwaartepunt vanwege het hoge
gewicht. Het reservewiel kan omlaag schuiven
of kantelen.
Voertuigen met achterwielaandrijving: Reser‐
vewiel aanbrengen (chassis-cabine)
Het reservewiel voorzichtig op de reservewiel‐
#
houder
4
aanbrengen. Het reservewiel is
zwaar. Wanneer het reservewiel op reserve‐
wielhouder wordt aangebracht, verandert het
met de hand losdraaien
4
iets omhoogbren‐
1
losmaken.
schuiven.
4
met de pomphef‐
4
langzaam tot op de
4
iets omhoogbren‐
zwaartepunt vanwege het hoge gewicht. Het
reservewiel kan omlaag schuiven of kantelen.
De pomphefboom van de krik in huls van de
#
reservewielhouder4
De reservewielhouder
#
boom omhoogbrengen en de rechter borg‐
haak
1
vastmaken.
De reservewielhouder iets omhoogbrengen en
#
de linker borghaak
1
De pomphefboom uit de huls trekken.
#
De moeren
2
vastdraaien.
#
De vleugelmoeren
3
#
draaien.
schuiven.
4
met de pomphef‐
vastmaken.
aanbrengen en vast‐