118
Rijden en parkeren
Tijdens het rijden niet tegelijkertijd het
#
rem- en het gaspedaal indrukken.
Bij lange en steile afdalingen moet vroegtijdig in
een lagere versnelling worden geschakeld. Hier
vooral op letten als het voertuig beladen is. Zo
wordt er gebruikgemaakt van de remwerking van
de motor. Daardoor wordt het remsysteem ont‐
last en wordt voorkomen dat de remmen overver‐
hit raken en te snel slijten.
* AANWIJZING Slijtage van de remblokken
door het continu indrukken van het rem‐
pedaal
Het rempedaal niet continu indrukken
#
tijdens het rijden.
Om de remwerking van de motor te
#
benutten, vroegtijdig een versnelling
terugschakelen.
* AANWIJZING Beschadiging van de aan‐
drijflijn en de motor bij het wegrijden
De motor niet stationair laten warm‐
#
draaien. Meteen wegrijden.
Hoge toerentallen en volgas vermijden
#
totdat de motor de bedrijfstemperatuur
heeft bereikt.
De wielen niet laten doordraaien.
#
* AANWIJZING Beschadiging van de kata‐
lysator door onverbrande brandstof
De motor draait onregelmatig en slaat over.
Onverbrande brandstof kan in de katalysator
geraken.
Maar weinig gas geven.
#
De oorzaak zo snel mogelijk laten ver‐
#
helpen bij een gekwalificeerde werk‐
plaats.
Korte afstanden
Als het voertuig overwegend wordt gebruikt voor
korte ritten, kan brandstof in de motorolie verza‐
melen en motorschade veroorzaken.
Voertuigen met storingsmelding (bij korte
afstanden)
In geval van een van de volgende weergaven bij
de eerstvolgende gelegenheid met een toerental
van minimaal 2000 /min rijden, tot het controle‐
lampje dooft of de displaymelding verdwijnt:
Het controlelampje voor het dieselpartikelfil‐
R
ter in het instrumentendisplay gaat branden.
De aanwijzingen met betrekking tot de rege‐
neratie in acht nemen (
Op het multifunctioneel display verschijnt de
R
melding
Uitlaatfilter Met hoog toerental rij-
den Zie handleiding
Daartoe bij voertuigen met automatische trans‐
missie een lagere versnelling inschakelen
(
pagina 130).
→
Bij voertuigen met ECO start-stopsysteem dit uit‐
schakelen.
Door de temperatuurverhoging wordt het schoon‐
branden van het dieselpartikelfilter ondersteund.
Als het controlelampje na circa 40 minuten niet
dooft of de displaymelding niet verdwijnt, direct
contact opnemen met een gekwalificeerde werk‐
plaats.
Voertuigen zonder storingsmelding (bij korte
afstanden)
Als hoofdzakelijk korte ritten worden gereden,
elke 500 km 20 minuten op de autosnelweg of
een provinciale weg rijden. Daarmee wordt de
regeneratie van het dieselpartikelfilter onder‐
steund.
Snelheidsbegrenzing
& WAARSCHUWING Gevaar voor ongeval‐
len door overschrijden van het draagver‐
mogen van de band of de toegestane
snelheidsindex
Het overschrijden van het aangegeven draag‐
vermogen van de band of de toegestane snel‐
heidsindex kan leiden tot beschadiging van de
banden of tot klappen van de banden.
Alleen voor het voertuigtype goedge‐
#
keurde bandentypes en -maten gebrui‐
ken.
Het voor uw auto noodzakelijke draag‐
#
vermogen van de band en de snelheids‐
index in acht nemen.
U dient zich als chauffeur op de hoogte te stellen
van de voor de banden (banden en bandenspan‐
ning) bepaalde toegestane maximumsnelheid.
Met name ook de wettelijke bepalingen van het
betreffende land met betrekking tot banden in
acht nemen.
De snelheid van het voertuig kan permanent wor‐
den begrensd.
pagina 126).
→