%
Als de lucht wordt gekoeld en de chauffeurs‐
deur, bijrijdersdeur of schuifdeur wordt
geopend, wordt de werking van de aanjager
van de airconditioning achterin na circa
15 minuten gereduceerd.
Zodra alle deuren weer gesloten zijn, wordt
de aanjager na circa een minuut weer op de
vorige instelling gezet.
Standen van de luchtverdeling
De symbolen op het display geven aan door welke
roosters de lucht geleid wordt.
TEMPMATIC
b Ontwasemings- en middelste luchtroos‐
R
ters
_ Alle luchtroosters
R
P Middelste luchtroosters
R
S Middelste en beenruimteluchtroosters
R
THERMOTRONIC
¯ Ontwasemingsroosters
R
b Ontwasemings- en middelste luchtroos‐
R
ters
_ Alle luchtroosters
R
a Ontwasemings- en beenruimtelucht‐
R
roosters
P Middelste luchtroosters
R
S Middelste en beenruimteluchtroosters
R
OBeenruimteluchtroosters
R
Luchtverdeling instellen
Voorwaarden
Het klimaatregelsysteem is ingeschakeld.
R
De toets _ zo vaak indrukken, tot de
#
gewenste luchtverdeling op het display van de
airconditioning verschijnt.
Synchronisatiefunctie in- of uitschakelen
Voorwaarden
Het klimaatregelsysteem is ingeschakeld.
R
(
pagina 103)
→
Met de synchronisatiefunctie wordt de klimaatre‐
geling centraal gestuurd. De instellingen voor de
temperatuur en luchthoeveelheden voorin worden
automatisch overgenomen voor de achterzijde.
De toets 0 indrukken.
#
%
Wanneer de klimaatregeling achterin is uitge‐
schakeld, wordt ze automatisch ingeschakeld
door te drukken op de toets 0.
Condens van de ruiten verwijderen
Van binnen beslagen ruiten
De toets ¿ indrukken en zo nodig de
#
luchtverdeling met de toets _ op de voor‐
ruit ¯ richting.
Als de ruiten beslagen blijven: De toets ¬
#
indrukken.
Wanneer de voorruitontdooiing is ingescha‐
keld, kunnen de temperatuur en de luchthoe‐
veelheid niet worden ingesteld.
Voertuigen met TEMPMATIC of THERMOTRO‐
NIC: De weergave verdwijnt van het display.
of
#
De toets
Van buiten beslagen ruiten
De ruitenwissers inschakelen (
#
Luchtrecirculatie in- of uitschakelen
De toets d indrukken.
#
De interieurlucht wordt gerecirculeerd.
De luchtrecirculatie wordt automatisch uitgescha‐
keld.
%
Als de luchtrecirculatie is ingeschakeld kun‐
nen de ruiten sneller beslaan. De luchtrecir‐
culatie slechts kortstondig inschakelen.
De luchtrecirculatie wordt in de volgende gevallen
automatisch ingeschakeld:
bij hoge buitentemperaturen
R
tijdens het rijden door een tunnel (alleen
R
voertuigen met automatische airconditioning
THERMOTRONIC en navigatie)
bij het inschakelen van de ruitenwissers
R
(
pagina 96)
→
Het controlelampje in de toets d brandt dan
niet. Na maximaal 30 minuten wordt automatisch
weer buitenlucht bijgemengd.
105
Klimaatregeling
indrukken.
pagina 96).
→