SQL BIND
SQL BIND koppelt een Q-parameter aan een tabelkolom. De SQL-
opdrachten Fetch, Update en Insert verwerken deze
koppeling"(toewijzing) bij de gegevensoverdracht tussen result-set en
NC-programma.
Een SQL BIND zonder tabel- en kolomnaam heft de koppeling op. De
koppeling eindigt uiterlijk met het einde van het NC-programma resp.
subprogramma.
U kunt willekeurig veel koppelingen programmeren. Bij
het lezen/schrijven wordt uitsluitend rekening gehouden
met de kolommen die in de select-opdracht zijn
opgegeven.
SQL BIND... moet vóór Fetch-, Update- of Insert-
opdrachten worden geprogrammeerd. U kunt een
select-opdracht zonder voorafgaande Bind-opdrachten
programmeren.
Wanneer u in de select-opdracht kolommen opneemt
waarvoor geen koppeling is geprogrammeerd, dan
veroorzaakt dit een fout (programmaonderbreking) bij
het lezen/schrijven.
Parameternr. voor resultaat: Q-parameter die aan
de tabelkolom wordt gekoppeld (toegewezen).
Database: kolomnaam: voer de tabelnaam en de
kolomaanduiding in – door een . gescheiden.
Tabelnaam: synoniem of pad- en bestandsnaam van
deze tabel. Het synoniem wordt direct ingevoerd –
pad- en bestandsnaam worden tussen enkele
aanhalingstekens geplaatst.
Kolomaanduiding: in de configuratiegegevens
vastgelegde aanduiding van de tabelkolom
HEIDENHAIN TNC 620
Voorbeeld: Q-parameters aan tabelkolom
koppelen
11 SQL BIND Q881 "TAB_EXAMPLE.MESS_NR"
12 SQL BIND Q882 "TAB_EXAMPLE.MESS_X"
13 SQL BIND Q883 "TAB_EXAMPLE.MESS_Y"
14 SQL BIND Q884 "TAB_EXAMPLE.MESS_Z"
Voorbeeld: Koppeling opheffen
91 SQL BIND Q881
92 SQL BIND Q882
93 SQL BIND Q883
94 SQL BIND Q884
427