Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin een botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spanmiddel)
uitgesloten is
Aanzet diepteverplaatsing Q206:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het
boren in mm/min
Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij frezen in mm/min
HEIDENHAIN TNC 620
Voorbeeld: NC-regels
25 CYCL DEF 264 SCHROEFDRAAD FREZEN MET
VERZINKEN EN VOORBOREN
Q335=10
;NOMINALE DIAMETER
Q239=+1.5 ;SPOED
Q201=-16 ;DRAADDIEPTE
Q356=-20 ;BOORDIEPTE
Q253=750 ;AANZET VOORPOS.
Q351=+1
;FREESWIJZE
Q202=5
;DIEPTE-INSTELLING
Q258=0.2 ;VOORSTOPAFSTAND
Q257=5
;BOORDIEPTE SPAANBREKEN
Q256=0.2 ;TERUGT. BIJ SPAANBREKEN
Q358=+0
;DIEPTE KOPVLAKZIJDE
Q359=+0
;VERSPRINGING KOPVLAKZIJDE
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFST.
Q203=+30 ;COÖR. OPPERVLAKTE
Q204=50
;2E VEILIGHEIDSAFST.
Q206=150 ;AANZET DIEPTEVERPL.
Q207=500 ;AANZET FREZEN
263