VOORBOREN (cyclus 21, software-optie
Advanced programming features)
De TNC houdt geen rekening met een in de TOOL CALL-
regel geprogrammeerde deltawaarde DR voor de
berekening van insteekpunten.
Bij vernauwingen kan de TNC eventueel niet met een
gereedschap voorboren dat groter is dan het
voorbewerkingsgereedschap.
Verloop van de cyclus
1 Het gereedschap boort met de ingevoerde aanzet F van de actuele
positie tot de eerste diepte-instelling
2 Vervolgens wordt het gereedschap door de TNC in ijlgang FMAX
teruggetrokken en weer verplaatst tot aan de eerste diepte-
instelling, verminderd met de voorstopafstand t.
3 De besturing bepaalt de voorstopafstand automatisch:
Boordiepte tot 30 mm: t = 0,6 mm
Boordiepte groter dan 30 mm: t = boordiepte/50
Maximale voorstopafstand: 7 mm
4 Aansluitend boort het gereedschap met de ingevoerde aanzet F
naar een volgende diepte-instelling
5 De TNC herhaalt dit proces (1 t/m 4) totdat de ingevoerde
boordiepte is bereikt
6 Op de bodem van de boring trekt de TNC het gereedschap, na de
stilstandtijd voor het vrijmaken, met FMAX naar de startpositie
terug
Toepassing
Cyclus 21 VOORBOREN houdt voor de insteekpunten rekening met
de overmaat voor kantnabewerking, de overmaat voor
dieptenabewerking en de radius van het ruimgereedschap. De
insteekpunten zijn gelijktijdig de startpunten voor het ruimen.
Diepte-instelling Q10 (incrementeel): maat
waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst
(voorteken bij negatieve werkrichting "–")
Aanzet diepteverplaatsing Q11: booraanzet in mm/
min
Ruimgereedschap nummer Q13: gereedschapsnummer
van het ruimgereedschap
HEIDENHAIN TNC 620
Voorbeeld: NC-regels
58 CYCL DEF 21 VOORBOREN
Q10=+5
;DIEPTE-INSTELLING
Q11=100
;AANZET DIEPTEVERPL.
Q13=1
;RUIMGEREEDSCHAP
311