Wanneer alleen de programmanaam ingevoerd wordt,
moet het opgeroepen programma in dezelfde directory
staan als het oproepende programma.
Wanneer het opgeroepen programma niet in dezelfde
directory staat als het oproepende programma, moet het
volledige pad worden ingevoerd, bijv.
TNC:\ZW35\VOORBEW\PGM1.H
Wanneer een DIN/ISO-programma moet worden
opgeroepen, moet het bestandstype .I achter de
programmanaam worden ingevoerd.
Een willekeurig programma kan ook via de cyclus 12 PGM
CALL opgeroepen worden.
Q-parameters werken bij een PGM CALL in principe globaal.
Houd er daarom rekening mee dat het wijzigen van Q-
parameters in het opgeroepen programma eventueel ook
gevolgen voor het oproepende programma heeft.
378
9 Programmeren: subprogramma's en herhalingen van programmadelen