Stringparameter controleren
Met de functie INSTR kunt u controleren of resp. waar zich een
stringparameter in een andere stringparameter bevindt.
Q-parameterfuncties kiezen
Functie FORMULE kiezen
Nummer van de Q-parameter invoeren waarin de TNC
de positie moet opslaan, vanaf waar de te zoeken
tekst begint en dit met de ENT-toets bevestigen
Softkeybalk omschakelen
Functie voor het controleren van een stringparameter
kiezen
Nummer van de QS-parameter invoeren waarin de te
zoeken tekst is opgeslagen en met de ENT-toets
bevestigen
Nummer van de QS-parameter invoeren die de TNC
moet doorzoeken en dit met de ENT-toets bevestigen
Nummer van de positie invoeren vanaf waar de TNC
de deelstring moet zoeken en dit met de ENT-toets
bevestigen
Expressie tussen haakjes met de ENT-toets sluiten en
de invoer met de END-toets beëindigen
Let erop dat het eerste teken van een tekststring intern op
positie 0 begint.
Wanneer de TNC de te zoeken deelstring niet vindt, dan
wordt de totale lengte van de te doorzoeken string
opgeslagen (telling begint hier bij 1) in de
resultaatparameter.
Als de te zoeken deelstring vaker voorkomt, geeft de TNC
de eerste positie door waar u de deelstring vindt.
Voorbeeld: QS10 doorzoeken op de in parameter QS13
opgeslagen tekst. Zoekactie beginnen vanaf de derde positie
37 Q50 = INSTR ( SRC_QS10 SEA_QS13 BEG2 )
HEIDENHAIN TNC 620
443