Cyclusoverzicht
Cyclusgroep
Cycli voor diepboren, ruimen, uitdraaien,
verzinken, schroefdraad tappen,
schroefdraad snijden en schroefdraad
frezen
Cycli voor het frezen van kamers, tappen
en sleuven
Cycli voor het maken van
puntenpatronen, bijv. gatencirkel of
gatenvlak
SL-cycli (subcontourlijst), waarmee de
wat grotere contouren, die uit meer
overlappende deelcontouren zijn
samengesteld, parallel aan de contour
bewerkt worden; interpolatie van de
cilindermantel
Cycli voor het affrezen van vlakke of
gedraaide oppervlakken
Cycli voor coördinatenomrekening
waarmee willekeurige contouren
verschoven, geroteerd, gespiegeld,
vergroot en verkleind worden
Speciale cycli voor stilstandtijd,
programma-oproep, spiloriëntatie,
tolerantie
Wanneer bij bewerkingscycli met nummers vanaf 200
indirecte parametertoewijzingen (bijv. Q210 = Q1) worden
toegepast, wordt een wijziging van de toegewezen
parameter (bijv. Q1) na de cyclusdefinitie niet actief.
Definieer in dat geval de cyclusparameter (bijv. Q210)
direct.
Wanneer u bij bewerkingscycli met nummers vanaf 200
een aanzetparameter definieert, kunt u ook in plaats van
een getalwaarde met een softkey de in de TOOL CALL-regel
gedefinieerde aanzet (softkey FAUTO) of de ijlgang
(softkey FMAX) toewijzen.
Let erop dat een wijziging van de FAUTO-aanzet na een
cyclusdefinitie geen uitwerking heeft, omdat de TNC bij de
verwerking van de cyclusdefinitie de aanzet uit de tool
TOOL CALL-regel intern vast toewijst.
Wanneer u een cyclus met meerdere regels wilt wissen,
geeft de TNC aan of de complete cyclus moet worden
gewist.
222
Softkey
Bladzijde
225
274
296
303
334
347
366
8 Programmeren: cycli