Data-overdracht tussen TNC en TNCremoNT
Voordat een programma van de TNC naar de pc wordt
verzonden, moet u er absoluut zeker van zijn dat het
momenteel op de TNC geselecteerde programma ook is
opgeslagen. De TNC slaat automatisch wijzigingen op,
wanneer u op de TNC een andere werkstand kiest of met
de toets PGM MGT het bestandsbeheer kiest.
Controleer of de TNC op de juiste seriële interface van uw computer
of op het netwerk is aangesloten.
Na het opstarten van de TNCremoNT ziet u bovenin het hoofdvenster
1
alle bestanden die in de actieve directory zijn opgeslagen. Via
<Bestand>, <Map wijzigen> kan een willekeurig station of een andere
directory op uw computer worden gekozen.
Wanneer u de data-overdracht vanaf de pc wilt regelen, moet de
koppeling op de pc als volgt worden opgebouwd:
Kies <Bestand>, <Verbinding maken>. De TNCremoNT ontvangt nu
de bestands- en directorystructuur van de TNC en toont deze
onderaan het hoofdvenster
Om een bestand van de TNC naar de pc te zenden, kiest u het
bestand in het TNC-venster door er met de muis op te klikken, en
sleept u het gemarkeerde bestand, terwijl u de muisknop ingedrukt
houdt, naar het pc-venster
Om een bestand van de pc naar de TNC over te brengen, kiest u het
bestand in het pc-venster door er met de muis op te klikken, en
sleept u het gemarkeerde bestand, terwijl u de muisknop ingedrukt
houdt, naar het TNC-venster
Wanneer u de data-overdracht vanaf de TNC wilt regelen, moet de
koppeling op de pc als volgt worden opgebouwd:
Selecteer <Extra>, <TNCserver>. De TNCremoNT start dan de
servermodus en kan gegevens van de TNC ontvangen of naar de
TNC zenden
Kies op de TNC de functies voor bestandsbeheer via de toets PGM
MGT (zie "Data-overdracht naar/van een externe gegevensdrager"
op bladzijde 91) en verzend de gewenste bestanden
TNCremoNT afsluiten
Kies menu-item <Bestand>, <Afsluiten>
Maak ook gebruik van de contextgevoelige helpfunctie
van TNCremoNT, waarin alle functies worden verklaard.
Het oproepen vindt plaats met behulp van toets F1.
HEIDENHAIN TNC 620
2
1
2
493