Download Print deze pagina

HEIDENHAIN TNC 620 Gebruikershandboek pagina 241

Verberg thumbnails Zie ook voor TNC 620:

Advertenties

Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
gereedschapspunt – werkstukoppervlak
Diepte Q201 (incrementeel): afstand
werkstukoppervlak – bodem van de boring (punt van
de boorconus)
Aanzet diepteverplaatsing Q206:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het
boren in mm/min
Diepte-instelling Q202 (incrementeel): maat
waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst.
De diepte hoeft geen veelvoud van de diepte-
instelling te zijn. De TNC verplaatst in één slag naar
diepte als:
de diepte-instelling en diepte gelijk zijn
de diepte-instelling groter is dan de diepte
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin een botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spanmiddel)
uitgesloten is
Afnamefactor Q212 (incrementeel): waarde waarmee
de TNC de diepte-instelling Q202 vermindert
Minimale diepte-instelling Q205 (incrementeel):
wanneer een afnamefactor is ingevoerd, begrenst de
TNC de verplaatsing op de met Q205 ingevoerde
waarde
Voorstopafstand boven Q258 (incrementeel):
veiligheidsafstand voor ijlgangpositionering, wanneer
de TNC het gereedschap na terugtrekken uit de
boring weer naar de actuele diepte-instelling
verplaatst; waarde bij eerste verplaatsing
Voorstopafstand beneden Q259 (incrementeel):
veiligheidsafstand voor ijlgangpositionering, wanneer
de TNC het gereedschap na terugtrekken uit de
boring weer naar de actuele diepte-instelling
verplaatst; waarde bij laatste verplaatsing
Wanneer u voor Q258 een andere waarde dan voor Q259
invoert, verandert de TNC de voorstopafstand tussen de
eerste en laatste verplaatsing gelijkmatig.
HEIDENHAIN TNC 620
241

Advertenties

loading