CILINDERMANTEL sleuffrezen (cyclus 28,
software-optie 1)
Machine en TNC moeten door de machinefabrikant
voorbereid zijn.
Let vóór het programmeren op het volgende:
Programma-instellingen voor cycli voor
cilindermantelbewerking (zie bladzijde 318)
Met deze cyclus kan een op de uitslag gedefinieerde geleidesleuf op
de mantel van een cilinder worden overgebracht. In tegenstelling tot
cyclus 27 stelt de TNC het gereedschap bij deze cyclus zo in, dat de
wanden bij een actieve radiuscorrectie bijna parallel aan elkaar
verlopen. Exact parallel aan elkaar lopende wanden krijgt u wanneer u
een gereedschap gebruikt dat precies even groot is als de
sleufbreedte.
Hoe kleiner het gereedschap in verhouding tot de sleufbreedte, des te
groter de vervormingen die ontstaan bij cirkelbanen en schuine
rechten. Om deze verplaatsingsafhankelijke vervormingen te
beperken, kunt u met parameter Q21 een tolerantie definiëren
waarmee de TNC de te maken sleuf vergelijkt met een sleuf die is
gemaakt met een gereedschap waarvan de diameter overeenkomt
met de sleufbreedte.
Programmeer de middelpuntsbaan van de contour met opgave van de
gereedschapsradiuscorrectie. Via de radiuscorrectie kan worden
bepaald of de TNC de sleuf meelopend of tegenlopend freest.
1 De TNC positioneert het gereedschap boven het insteekpunt
2 Bij de eerste diepte-instelling freest het gereedschap met
freesaanzet Q12 langs de wand van de sleuf; daarbij wordt de
overmaat voor kantnabewerking meeberekend
3 Aan het einde van de contour verplaatst de TNC het gereedschap
naar de tegenoverliggende wand van de sleuf en keert terug naar
het insteekpunt
4 De stappen 2 en 3 worden herhaald totdat de geprogrammeerde
freesdiepte Q1 is bereikt
5 Als u tolerantie Q21 hebt gedefinieerd, voert de TNC de
nabewerking uit om zoveel mogelijk parallelle sleufwanden te
krijgen.
6 Ten slotte verplaatst het gereedschap zich in de gereedschapsas
terug naar veilige hoogte
HEIDENHAIN TNC 620
321