Terugtrekafstand bij spaanbreken Q256: de TNC
vermenigvuldigt spoed Q239 met de ingevoerde
waarde en verplaatst het gereedschap bij het
spaanbreken met deze berekende waarde terug.
Wanneer Q256 = 0 wordt ingevoerd, trekt de TNC het
gereedschap volledig uit de boring terug (naar
veiligheidsafstand), om de spanen te verwijderen
Hoek voor spiloriëntatie Q336 (absoluut): hoek
waaronder de TNC het gereedschap vóór het
schroefdraad snijden positioneert. Hierdoor kan de
schroefdraad eventueel worden nagesneden
Factor toerentalverandering terugtrekken Q403:
factor waarmee de TNC het spiltoerental - en dus ook
de terugtrekaanzet - bij het terugtrekken uit de boring
verhoogt. Invoerbereik 0,0001 t/m 10
Let er bij gebruik van de toerentalfactor voor het
terugtrekken op dat de stand instelling spil/toerenbereik
niet kan worden veranderd. De TNC begrenst eventueel
het toerental zodanig dat het terugtrekken nog in de
actieve stand instelling spil/toerenbereik plaatsvindt.
Terugtrekken bij programma-onderbreking
Als tijdens het schroefdraad snijden de externe stoptoets wordt
ingedrukt, toont de TNC de softkey HANDMATIG TERUGTREKKEN.
Wanneer HANDMATIG TERUGTREKKEN wordt ingedrukt, kan het
gereedschap gestuurd worden teruggetrokken. Druk daarvoor op de
positieve asrichtingstoets van de actieve spilas.
HEIDENHAIN TNC 620
Voorbeeld: NC-regels
26 CYCL DEF 209 SCHR. TAPPEN SPAANBR.
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFST.
Q201=-20 ;DIEPTE
Q239=+1
;SPOED
Q203=+25 ;COÖR. OPPERVLAKTE
Q204=50
;2E VEILIGHEIDSAFST.
Q257=5
;BOORDIEPTE SPAANBREKEN
Q256=+25 ;TERUGT. BIJ SPAANBREKEN
Q336=50
;SPILHOEK
Q403=1.5 ;FACTOR TOERENTAL
251