BOREN (cyclus 200)
1 De TNC positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX
naar de veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak
2 Het gereedschap boort met de geprogrammeerde aanzet F tot de
eerste diepte-instelling
3 De TNC trekt het gereedschap met FMAX terug naar de
veiligheidsafstand, blijft daar - indien ingevoerd - en verplaatst zich
aansluitend weer met FMAX naar de veiligheidsafstand boven de
eerste diepte-instelling
4 Aansluitend boort het gereedschap met de ingevoerde aanzet F
naar een volgende diepte-instelling
5 De TNC herhaalt dit proces (2 t/m 4) totdat de ingevoerde
boordiepte is bereikt
6 Ten slotte verplaatst het gereedschap zich met FMAX van de
bodem van de boring naar veiligheidsafstand of – indien ingevoerd
– naar de 2e veiligheidsafstand
Let vóór het programmeren op het volgende
Positioneerregel naar het startpunt (midden van de boring)
van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie R0
programmeren.
Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de
werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt
geprogrammeerd, dan voert de TNC de cyclus niet uit.
Via machineparameter displayDepthErr kunt u instellen of
de TNC bij de invoer van een positieve diepte een
foutmelding moet geven (on) of niet (off).
Let op: botsingsgevaar!
Houd er rekening mee dat de TNC bij een positief
ingevoerde diepte de berekening van de voorpositie
omkeert. Het gereedschap verplaatst zich dus in de
gereedschapsas met ijlgang naar de veiligheidsafstand
onder het werkstukoppervlak!
HEIDENHAIN TNC 620
229