CONTOURGEGEVENS (cyclus 20, software-optie
Advanced programming features)
In cyclus 20 wordt de bewerkingsinformatie voor de subprogramma's
met de deelcontouren ingevoerd.
Let vóór het programmeren op het volgende
Cyclus 20 is DEF-actief, d.w.z. dat cyclus 20 vanaf de
definitie in het bewerkingsprogramma actief is.
Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de
werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt
geprogrammeerd, dan voert de TNC de betreffende cyclus
op diepte 0 uit.
De in cyclus 20 ingevoerde bewerkingsinformatie geldt
voor de cycli 21 t/m 24.
Wanneer de SL-cycli in Q-parameterprogramma's
toegepast worden, dan mogen de parameters Q1 t/m Q20
niet als programmaparameters worden gebruikt.
Freesdiepte Q1 (incrementeel): afstand
werkstukoppervlak – bodem van de kamer.
Factor baanoverlapping Q2: Q2 x gereedschapsradius
levert de zijdelingse verplaatsing k op.
Overmaat voor kantnabewerking Q3 (incrementeel):
overmaat voor nabewerking in het bewerkingsvlak.
Overmaat voor dieptenabewerking Q4 (incrementeel):
overmaat voor nabewerking voor de diepte.
Coördinaat werkstukoppervlak Q5 (absoluut):
absolute coördinaat van het werkstukoppervlak
Veiligheidsafstand Q6 (incrementeel): afstand
tussen kopvlak van het gereedschap en het
werkstukoppervlak
Veilige hoogte Q7 (absoluut): absolute hoogte
waarop botsing met het werkstuk uitgesloten is (voor
tussenpositionering en terugtrekken aan het einde
van de cyclus)
Binnenafrondingsradius Q8: afrondingsradius op
binnen"hoeken"; ingevoerde waarde is gerelateerd
aan de middelpuntsbaan van het gereedschap
Rotatierichting? Met de klok mee = -1 Q9:
bewerkingsrichting voor kamers
iQ9 = -1 tegenlopend voor kamer en eiland
Q9 = +1 meelopend voor kamer en eiland
310
Voorbeeld: NC-regels
57 CYCL DEF 20 CONTOURGEGEVENS
Q1=-20
;FREESDIEPTE
Q2=1
;BAANOVERLAPPING
Q3=+0.2
;OVERMAAT ZIJKANT
Q4=+0.1
;OVERMAAT DIEPTE
Q5=+30
;COÖR. OPPERVLAKTE
Q6=2
;VEILIGHEIDSAFST.
Q7=+80
;VEILIGE HOOGTE
Q8=0.5
;AFRONDINGSRADIUS
Q9=+1
;ROTATIERICHTING
8 Programmeren: cycli