5.2 Gereedschapsgegevens
Voorwaarde voor de gereedschapscorrectie
Zoals gebruikelijk is, worden de coördinaten van de
baanverplaatsingen overeenkomstig de maten van het werkstuk in de
productietekening geprogrammeerd. Om de TNC in staat te stellen de
baan van het gereedschapsmiddelpunt te berekenen, en dus een
gereedschapscorrectie uit te voeren, moeten de lengte en radius van
elk ingezet gereedschap worden ingevoerd.
Gereedschapsgegevens kunnen of met de functie TOOL DEF direct in
het programma of apart in gereedschapstabellen worden ingevoerd.
Wanneer gereedschapsgegevens in tabellen worden ingevoerd, staat
uitgebreidere gereedschapsspecifieke informatie ter beschikking.
Wanneer het bewerkingsprogramma draait, houdt de TNC rekening
met alle ingevoerde informatie.
Gereedschapsnummer, gereedschapsnaam
Elk gereedschap heeft een gereedschapsnummer tussen 0 en 9999.
Wanneer met gereedschapstabellen wordt gewerkt, kunnen hogere
nummers toegepast en extra gereedschapsnamen toegekend
worden. Gereedschapsnamen mogen maximaal uit 16 tekens
bestaan.
Het gereedschap met nr. 0 wordt als nulgereedschap vastgelegd en
heeft een lengte van L=0 en een radius van R=0. In
gereedschapstabellen moet het gereedschap T0 ook door L=0 en R=0
gedefinieerd worden.
Gereedschapslengte L
De gereedschapslengte L moet in principe als absolute lengte
gerelateerd aan het gereedschapsreferentiepunt worden ingevoerd.
De TNC heeft voor veel functies in combinatie met een meerassige
bewerking absoluut de totale gereedschapslengte nodig.
122
5 Programmeren: gereedschappen