Absolute en incrementele werkstukposities
Absolute werkstukposities
Wanneer de coördinaten van een positie gerelateerd zijn aan het
coördinatennulpunt (oorsprong), worden deze als absolute
coördinaten aangeduid. Elke positie op het werkstuk wordt door
middel van de absolute coördinaten eenduidig bepaald.
Voorbeeld 1: boringen met absolute coördinaten
Boring
1
Boring
X = 10 mm
X = 30 mm
Y = 10 mm
Y = 20 mm
Incrementele werkstukposities
Incrementele coördinaten zijn gerelateerd aan de laatst
geprogrammeerde positie van het gereedschap, die als relatief
(denkbeeldig) nulpunt dient. Incrementele coördinaten geven bij het
maken van het programma dus de maat tussen de laatste en de
daaropvolgende nominale positie aan, waarmee het gereedschap zich
moet verplaatsen. Derhalve wordt zij ook als kettingmaat aangeduid.
Een incrementele maat wordt gekenmerkt door een "I" vóór de
asaanduiding.
Voorbeeld 2: boringen met incrementele coördinaten
Absolute coördinaten van de boring
X = 10 mm
Y = 10 mm
Boring 5, gerelateerd aan
4
X = 20 mm
Y = 10 mm
Absolute en incrementele poolcoördinaten
Absolute coördinaten zijn altijd gerelateerd aan de pool en de
hoekreferentie-as.
Incrementele coördinaten zijn altijd gerelateerd aan de laatst
geprogrammeerde positie van het gereedschap.
HEIDENHAIN TNC 620
2
Boring
3
X = 50 mm
Y = 30 mm
4
Boring 6, gerelateerd aan
X = 20 mm
Y = 10 mm
5
77