De TNC op het netwerk
Om de Ethernet-kaart op uw netwerk aan te sluiten, zie
"Ethernet-interface", bladzijde 494.
De TNC legt foutmeldingen tijdens de netwerkbedrijf vast
(zie "Ethernet-interface" op bladzijde 494).
Wanneer de TNC op een netwerk is aangesloten, toont de TNC de
aangesloten stations in het directoryvenster (linker beeldschermhelft).
Alle eerder beschreven functies (station kiezen, bestanden kopiëren
enz.) gelden ook voor netstations, voor zover hun toegangsautorisatie
dit toelaat.
Netstation aansluiten en loskoppelen
Bestandsbeheer kiezen: toets PGM MGT indrukken,
evt. met softkey VENSTER de beeldschermindeling
zo kiezen als in de afbeelding rechtsboven is
weergegeven
Netstations beheren: softkey NETWERK (tweede
softkeybalk) indrukken. De TNC toont in het
rechtervenster mogelijke netstations waartoe u
toegang hebt. Met de hieronder omschreven
softkeys kunnen voor elk station de aansluitingen
worden vastgelegd
Functie
Netwerkverbinding tot stand brengen, de TNC
markeert de kolom Mnt, wanneer de verbinding
actief is.
Netwerkverbinding beëindigen
Automatisch een netwerkverbinding tot stand
brengen bij inschakeling van de TNC. De TNC
markeert de kolom Auto, wanneer de verbinding
automatisch tot stand wordt gebracht
Test uw netwerkverbinding met de functie PING.
Wanneer u de softkey NETWERKINFO indrukt,
toont de TNC de huidige netwerkinstellingen
94
Softkey
4 Programmeren: basisprincipes, bestandsbeheer, programmeerondersteuning