Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
gereedschapspunt – werkstukoppervlak; waarde
positief invoeren. Invoerbereik 0 t/m 99999,9999
Selectie diepte/diameter (0/1) Q343: selectie of
op ingevoerde diameter of op ingevoerde diepte
moet worden gecentreerd. Wanneer de TNC op de
ingevoerde diameter moet centreren, moet de
punthoek van het gereedschap in de kolom T-ANGLE
van de gereedschapstabel TOOL.T gedefinieerd
worden.
0: op ingevoerde diepte centreren
1: op ingevoerde diameter centreren
Diepte Q201 (incrementeel): afstand
werkstukoppervlak – bodem van de centreerlocatie
(punt van de centreerconus). Alleen actief als Q343=0
gedefinieerd is. Invoerbereik -99999,9999 t/m
99999,9999
Diameter (voorteken) Q344: centreerdiameter.
Alleen actief als Q343=1 gedefinieerd is. Invoerbereik
-99999,9999 t/m 99999,9999
Aanzet diepteverplaatsing Q206:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het
centreren in mm/min. Invoerbereik 0 t/m 99999,999
alternatief FAUTO, FU
Stilstandtijd beneden Q211: tijd in seconden die het
gereedschap op de bodem van de boring stilstaat.
Invoerbereik 0 tot 3600,0000
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak. Invoerbereik
-99999,9999 t/m 99999,9999
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin een botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spanmiddel)
uitgesloten is. Invoerbereik 0 t/m 99999,9999
228
Voorbeeld: NC-regels
10 L Z+100 R0 FMAX
11 CYCL DEF 240 CENTREREN
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFST.
Q343=1
;SELECTIE DIEPTE/DIAM.
Q201=+0
;DIEPTE
Q344=-9
;DIAMETER
Q206=250 ;AANZET DIEPTEVERPL.
Q211=0.1 ;STILSTANDTIJD BENEDEN
Q203=+20 ;COÖR. OPPERVLAKTE
Q204=100 ;2E VEILIGHEIDSAFST.
12 L X+30 Y+20 R0 FMAX M3
13 CYCL CALL
14 L X+80 Y+50 R0 FMAX M99
15 L Z+100 FMAX M2
8 Programmeren: cycli