Als de geschiedenis geen invoer bevat en u een operator of functie invoert, wordt er een foutmelding
weergegeven. Er wordt ook een foutmelding weergegeven als een operator invoer op een bepaald
stapelniveau nodig heeft, maar deze invoer niet het juiste argument is voor de operator. Er wordt
bijvoorbeeld een foutmelding weergegeven als u op
drukt terwijl er een tekenreeks op niveau 1
staat.
Een operator of functie werkt alleen voor het minimum aantal argumenten dat nodig is om een resultaat te
verkrijgen. Als u dus op de invoerregel 2 4 6 8 invoert en op
drukt, toont stapelniveau 1 de waarde
48. Bij vermenigvuldiging hebt u maar twee argumenten nodig, dus de twee laatst ingevoerde argumenten
worden vermenigvuldigd. De ingevoerde waarden 2 en 4 worden echter niet genegeerd: 2 wordt op
stapelniveau 3 geplaatst en 4 wordt op stapelniveau 2 geplaats.
Als een functie een variabel aantal argumenten kan hebben, moet u opgeven hoeveel argumenten u wilt
gebruiken. U doet dit door direct achter de functienaam het aantal te plaatsen tussen haakjes. Druk
vervolgens op
om de functie te evalueren. Stel dat uw stapel er als volgt uitziet:
En stel dat u de kleinste waarde van alleen de getallen op stapelniveau 1, 2 en 3 wilt vaststellen. Kies de
functie MIN in het menu Wiskunde en voltooi de invoer als MIN(3). Wanneer u op
drukt, wordt
de kleinste waarde van alleen de laatste drie items in de stapel weergegeven.
De stapel bewerken
U kunt de stapel op verschillende manieren bewerken. De meeste bewerkingsopties worden onder aan het
scherm weergegeven als menu-items. Als u deze opties wilt zien, moet u eerst een item selecteren in de
geschiedenis:
De stapel bewerken
41