De grafische en numerieke gegevens die u in de plotweergave en numerieke weergave ziet, zijn afgeleid van
de symbolische expressies die hier worden gedefinieerd.
Expressies definiëren
Er zijn tien velden voor het definiëren van functies. Deze zijn gelabeld als F1(X) t/m F9(X) en F0(X).
1.
Markeer het veld dat u wilt gebruiken door erop te tikken of er naartoe te scrollen. Als u een nieuwe
expressie invoert, begint u gewoon te typen. Als u een bestaande expressie wilt bewerken bent, tikt u op
definiëren of wijzigen van de expressie.
2.
Voer de lineaire functie in F1(X) in.
1
3.
Voer de kwadratische functie in F2(X) in.
OPMERKING:
Functie op dezelfde manier als drukken op
teken in.)
4.
Voer een van de volgende handelingen uit:
Geef een of meer functies een aangepaste kleur wanneer deze worden geplot.
●
Evalueer een afhankelijke functie.
●
Deselecteer een definitie die u niet wilt verkennen.
●
Neem variabelen, wiskundige functies en CAS-opdrachten op in een definitie.
●
Om het niet te ingewikkeld te maken, kunnen deze bewerkingen in dit voorbeeld worden genegeerd. Ze
kunnen echter wel van pas komen en zijn algemene bewerkingen in de symbolische weergave.
106 Hoofdstuk 7 De app Functie
en brengt u de gewenste wijzigingen aan. Druk op
1
U kunt op de knop
3
tikken bij de invoer van vergelijkingen. Dit werkt in de app
. (In andere apps voert u met
wanneer u klaar bent met het
een ander