Download Print deze pagina

HP Prime Gebruikershandleiding pagina 657

Verberg thumbnails Zie ook voor Prime:

Advertenties

1.
Open de programmacatalogus.
2.
Tik op het programma om het te openen.
3.
Druk op
Een programma delen
U kunt programma's tussen rekenmachines verzenden, net zoals u apps, programma's, matrices en lijsten
kunt verzenden.
De programmeertaal voor de HP Prime
Met behulp van de programmeertaal voor de HP Prime kunt u de mogelijkheden van de HP Prime uitbreiden
door programma's, functies en variabelen toe te voegen aan het systeem. De programma's die u schrijft,
kunnen zelfstandige programma's zijn of programma's die aan een app zijn gekoppeld. De functies en
variabelen die u maakt, kunnen lokaal of algemeen zijn. Functies die zijn aangegeven als algemene functies,
worden weergegeven in het menu Gebruiker wanneer u op
worden variabelen en functies besproken en wordt een aantal korte programma's gemaakt om de
verschillende technieken voor het maken van programma's, functies en variabelen te illustreren.
Variabelen en zichtbaarheid
Variabelen in een HP Prime programma kunnen worden gebruikt voor het opslaan van getallen, lijsten,
matrices, grafische objecten en reeksen. De naam van een variabele moet een reeks van alfanumerieke
tekens (letters en cijfers) zijn, te beginnen met een letter. Namen zijn hoofdlettergevoelig. De variabelen
genaamd MaxTemp en maxTemp zijn dus verschillende variabelen.
De HP Prime heeft verschillende geïntegreerde variabelen die overal zichtbaar zijn (dat wil zeggen, zichtbaar
vanaf elke locatie in de rekenmachine). U kunt bijvoorbeeld de geïntegreerde variabelen A t/m Z gebruiken
om reële getallen op te slaan, Z0 t/m Z9 voor het opslaan van complexe getallen, M0 t/m M9 voor het
opslaan van matrices en vectoren, enzovoort. Dit zijn gereserveerde namen. U kunt deze niet gebruiken voor
andere gegevens. U kunt een programma dus niet bijvoorbeeld M1 noemen of een reëel getal opslaan in een
variabele met de naam Z8. Behalve deze gereserveerde variabelen heeft elke HP-app zijn eigen
gereserveerde variabelen. Enkele voorbeelden zijn Wortel, Xmin en Numstart. De meeste van deze app-
variabelen zijn lokaal voor de app, al zijn er wel een paar algemene variabelen. C1 wordt bijvoorbeeld door de
app 2var. statistieken gebruikt voor de opslag van statistische gegevens. Deze variabele is algemeen zodat u
vanaf elke locatie in het systeem toegang hebt tot deze gegevens. Deze namen kunnen niet worden gebruikt
om een programma een naam te geven of om gegevens op te slaan van een ander type dan is toegestaan
volgens het ontwerp. (Een volledig overzicht van de systeemvariabelen en app-variabelen is te vinden in het
hoofdstuk "Variabelen".)
U kunt binnen een programma variabelen declareren die alleen kunnen worden gebruikt binnen een
specifieke functie. Dit doet u met de declaratie LOCAL. Door het gebruik van lokale variabelen kunt u
variabelen declareren en gebruiken die niet van invloed zullen zijn op de rest van de rekenmachine. Lokale
variabelen zijn niet gebonden aan een bepaald type. Dat betekent dat u getallen met een drijvende komma,
gehele getallen, lijsten, matrices en symbolische expressies kunt opslaan in een variabele met een
willekeurige lokale naam. Hoewel het systeem u toestaat om verschillende typen op te slaan in dezelfde
lokale variabele, is dit een voorbeeld van slecht programmeren dat moet worden vermeden.
(Wissen).
of
drukt. In de volgende secties
De programmeertaal voor de HP Prime 607

Advertenties

loading