CASE
IF A<0 THEN RETURN 'negatief'; END;
IF 0≤A≤1 THEN RETURN 'klein'; END;
DEFAULT RETURN "groot";
END;
IFERR
IFERR opdrachten1 THEN opdrachten2 END;
Hiermee wordt de reeks van opdrachten1 uitgevoerd. Als een fout optreedt tijdens de uitvoering van
opdrachten1, wordt de reeks van opdrachten2 uitgevoerd.
OPMERKING:
commands2-syntaxis van de clausule THEN van de opdracht IFERR.
IFERR ELSE
IFERR opdrachten1 THEN opdrachten2 ELSE opdrachten3 END;
Hiermee wordt de reeks van opdrachten1 uitgevoerd. Als een fout optreedt tijdens de uitvoering van
opdrachten1, wordt de reeks van opdrachten2 uitgevoerd. Anders wordt de reeks van opdrachten3
uitgevoerd.
Lus
FOR
Syntaxis: FOR var FROM begin TO einde DO opdrachten END;
Hiermee wordt de variabele var ingesteld op begin. Zolang de waarde van deze variabele kleiner is dan of
gelijk is aan einde, wordt de reeks van opdrachten uitgevoerd en wordt vervolgens 1 (stap) toegevoegd aan
var.
Voorbeeld 1: dit programma bepaalt welk geheel getal tussen 2 en N het grootste aantal factoren heeft.
EXPORT MAXFACTORS(N)
BEGIN
LOCAL cur,max,k,result;
1 ▶ max;1 ▶ result;
FOR k FROM 2 TO N DO
SIZE(CAS.idivis(k)) ▶ cur;
IF cur(1) > max THEN
cur(1) ▶ max;
k ▶ result;
END;
END;
MSGBOX("Maximaal"+ max +" factoren voor "+result);
Het foutnummer is opgeslagen in de variabele Ans. U kunt deze variabele gebruiken in de
Programmaopdrachten 625