Statistische gegevens plotten
1.
Selecteer in de symbolische weergave de gegevenssets die u wilt plotten.
2.
Selecteer het plottype in het menu Plotn.
3.
Voor elke plot, maar met name voor een histogram, moeten de plotschaal en het bereik worden
aangepast in de plotontwerpweergave. Als u de staven in een histogram te dik of te dun vindt, kunt u
deze aanpassen door de instelling H Width te wijzigen. (Zie
4.
Druk op
schalen.
Deze optie biedt een goede beginschaal die vervolgens direct kan worden aangepast in de plotweergave
of in de plotontwerpweergave.
Plottypen
Histogram
De eerste set getallen onder de plot geeft aan waar de cursor is. In het onderstaande voorbeeld bevindt de
cursor zich in de staaf voor gegevens tussen 5 en 6 (exclusief 6) en is de frequentie voor die staaf 6. U kunt
informatie over andere staven bekijken door op
Box-and-Whisker-plot
De linker whisker geeft de minimale gegevenswaarde aan. Het vakje markeert het eerste kwartiel, de
mediaan en het derde kwartiel. De rechter whisker geeft de maximale gegevenswaarde aan. De getallen
onder de plot geven de statistiek bij de cursor weer. U kunt andere statistieken zien door op
te drukken. In symbolische weergave kunt u uitschieters insluiten of uitsluiten. In het Optie veld, selecteer
Uitschieters tonen om uitschieters buiten het plot weer te geven of selecteer Geen uitschieters om
eventuele uitschieters in de gegevensset in te sluiten.
244 Hoofdstuk 12 De app 1var. statistieken
. Als de schaling u niet bevalt, drukt u op
De plot instellen op pagina
en selecteert u Automatisch
of
te drukken.
249.)
of