6—Pareto
●
7—Controle
●
8—Punt
●
9—Steel en blad
●
Het optienummer is een geheel getal tussen 0 en 2 waarmee de beschikbare opties voor het plottype worden
bepaald. De optienummers worden hieronder uitgelegd:
0—Geen optie
●
1—Geen uitschieters weergeven voor de boxplot
●
2—Uitschieters weergeven voor de boxplot
●
Voorbeeld:
H3:={"D1", "", 2, 1, #FF:24h} definieert H3 om D1 te gebruiken voor de gegevenslijst, zonder
frequenties, en teken in het blauw een boxplot zonder uitschieters.
Method
Inferentie
Hiermee wordt bepaald; of de app Inferentie is ingesteld op het berekenen van resultaten van hypothesetests
of betrouwbaarheidsintervallen. Maak in de symbolische weergave een keuze voor Method.
Typ het volgende in een programma:
0 ▶ Method voor hypothesetest
2 ▶ Method voor betrouwbaarheidsinterval
3 ▶ Method voor chi-kwadraat
4 ▶ Method voor regressie
R0...R9
Polair
Bevat een expressie in θ. Selecteer in de symbolische weergave een optie tussen R0 en R9 en voer een
expressie in.
Typ het volgende in een programma:
SIN(θ) ▶ R1
S1...S5
2var. statistieken
De variabelen van de app 2var. statistieken zijn S1 tot S5. Deze variabelen bevatten de data die een twee-
variabele statistische analyse definieert. S1 retourneert een lijst van de objecten die S1 definiëren. Elke lijst
bevat de volgende items, in deze volgorde:
Een expressie (in enkele aanhalingstekens), die de gegevenslijst van onafhankelijke variabelen definieert
●
(of lege dubbele aanhalingstekens)
Een expressie (in enkele aanhalingstekens), die de gegevenslijst van afhankelijke variabelen definieert
●
(of lege dubbele aanhalingstekens)
Programmaopdrachten 669