Inverse Laplace
Hiermee wordt de inverse Laplace-transformatie van een expressie geretourneerd.
ilaplace(Expr,[Var],[IlapVar])
Voorbeeld:
ilaplace(1/(x^2+1)^2) retourneert ((-x)*cos(x))/2+sin(x)/2
FFT
Hiermee wordt met één argument (een vector) de discrete Fourier-transformatie in R geretourneerd.
fft(Vect)
Met twee extra argumenten a en p van een geheel getal wordt de discrete Fourier-transformatie
geretourneerd in het veld Z/pZ, met a als primitieve n-de wortel van 1 (n=size(vector)).
fft((Vector, a, p)
Voorbeeld:
fft([1,2,3,4,0,0,0,0]) retourneert [10.0,-0.414213562373-7.24264068712*(i),-2.0+2.0*i,
2.41421356237-1.24264068712*i,-2.0,2.41421356237+1.24264068712*i,-2.0-2.0*i]
Inverse FFT
Hiermee wordt de inverse discrete Fourier-transformatie geretourneerd.
ifft(Vector)
Voorbeeld:
ifft([100.0,-52.2842712475+6*i,-8.0*i,4.28427124746-6*i,
4.0,4.28427124746+6*i,8*i,-52.2842712475-6*i]) retourneert
[0.99999999999,3.99999999999,10.0,20.0,25.0,24.0,16.0,-6.39843733552e-12]
Oplossen
Oplossen
Hiermee wordt een lijst met oplossingen (reële en complexe) van een polynoomvergelijking of een set
polynoomvergelijkingen geretourneerd.
solve(Eq,[Var]) of solve({Eq1, Eq2,...}, [Var]) of solve(Eq, Var=Guess) of
solve(Eq, Var=Val1...Val2)
Als het bekend is dat de oplossing een benadering is, voert u voor optimale resultaten ofwel een schatting in
of definieert u een interval voor de software om naar een oplossing te zoeken.
Om een eerste waarde voor de oplosser in te voeren, gebruikt u de syntaxis Var=Guess.
Om een gesloten interval te definiëren, gebruikt u de syntax Var=Val1...Val2.
Voorbeelden:
solve(x^2-3=1) retourneert {-2,2}
solve({x^2-3=1, x+2=0},x) retourneert {-2}
400 Hoofdstuk 23 Functies en opdrachten