Bevat twee expressies in T: X(T) en Y(T). Selecteer in de symbolische weergave een optie tussen X0–Y0
en X9–Y9 en voer in T expressies in.
Sla in een programma expressies op in T in Xn en Yn, waarbij n een geheel getal is tussen 0 en 9.
Voorbeeld:
SIN(4*T)▶ Y1;2*SIN(6*T)▶ X1
U0...U9
Rij
Bevat een expressie in N. Selecteer in de symbolische weergave een optie tussen U0 en U9 en voer een
expressie in in N, Un(N-1) of Un(N-2).
Gebruik in een programma de opdracht RECURSE om de expressie op te slaan in Un, waarbij n een geheel
getal is tussen 0 en 9.
Voorbeeld:
RECURSE (U,U(N-1)*N,1,2) ▶ U1
Variabelen in de numerieke weergave
C0...C9
2var. statistieken
Bevatten lijsten met numerieke gegevens. Voer in de numerieke weergave numerieke gegevens in in C0 t/m
C9.
Typ het volgende in een programma:
LIST ▶ Cn
waarbij n = 0, 1, 2, 3 ... 9 en LIST een lijst of de naam van een lijst is.
D0...D9
1var. statistieken
Bevatten lijsten met numerieke gegevens. Voer in de numerieke weergave numerieke gegevens in in D0 t/m
D9.
Typ het volgende in een programma:
LIST ▶ Dn
waarbij n = 0, 1, 2, 3 ... 9 en LIST een lijst of de naam van een lijst is.
NumIndep
Functie, Parametrisch, Polair, Rij, Geavanceerde grafieken
Hiermee specificeert u de lijst met onafhankelijke waarden (of sets van twee onafhankelijke waarden) voor de
aangepaste tabel. Voer uw waarden één voor één in in de numerieke weergave.
Typ het volgende in een programma:
LIST ▶ NumIndep
672 Hoofdstuk 29 Programmeren in HP PPL