3.
Tik op
Op de invoerregel wordt area() weergegeven, zodat u het object kunt opgeven waarvan u het oppervlak
wilt berekenen.
4.
Tik op
De naam van het object wordt tussen haakjes geplaatst.
U kunt de naam van de opdracht en het object ook handmatig invoeren in plaats van ze in de menu's te
kiezen. Als u handmatig objectnamen invoert, moet u niet vergeten de naam van het object in de
plotweergave het voorvoegsel 'G' mee te geven als het in een berekening wordt gebruikt. Naar de cirkel
met de naam C in de plotweergave moet dus worden verwezen als GC in de numerieke en symbolische
weergave.
5.
Druk op
6.
Tik op
172 Hoofdstuk 10 Meetkunde
en kies Meten > Oppervlak.
, kies Curven en vervolgens de curve waarvan u het oppervlak wilt berekenen.
of tik op
. Het oppervlak wordt weergegeven.
.