translation(vector, object)
Voorbeelden:
Met translation(0-i, GA) wordt object A een eenheid omlaag verschoven.
Met translation(GB-GA, GC) wordt object C verschoven langs de vector AB.
Reflectie
Hiermee wordt een geometrisch object gespiegeld op een lijn of door een punt. Dit laatste wordt ook wel een
halve draai genoemd.
reflection(lijn, object) of reflection(punt, object)
Voorbeelden:
Met reflection(line(x=3),point(1,1)) wordt het punt op (1, 1) gespiegeld op de verticale lijn x=3
om een punt te maken op (5,1).
Met reflection(1+I, 3-2i) wordt het punt op (3, -2) gespiegeld door het punt op (1, 1) om een punt
te maken op (-1, 4).
Rotatie
Hiermee wordt een geometrisch object gedraaid om een bepaald middelpunt, over een bepaalde hoek.
rotate(point, angle, object)
Voorbeeld:
Met rotate(GA, angle(GB, GC, GD),GK) wordt het geometrische object met label K om punt A
gedraaid, over een hoek die gelijk is aan ∡CBD.
Dilatatie
Hiermee wordt een geometrisch object getransformeerd met betrekking tot een middelpunt, met een
schaalfactor.
homothety(point, realk, object)
Voorbeeld:
Met homothety(GA, 2, GB) wordt een dilatatie gecentreerd op punt A gemaakt met de schaalfactor 2.
Elk punt P op het geometrische object B heeft een afbeelding P' op straal AP zodat AP'=2AP.
Gelijkvormigheid
Hiermee wordt een geometrisch object geschaald en gedraaid om hetzelfde middelpunt.
similarity(point, realk, angle, object)
Voorbeeld:
Met similarity(0, 3, angle(0,1,i),point(2,0)) wordt het punt op (2,0) getransformeerd
met een schaalfactor van 3 (een punt op (6,0)). Het resultaat wordt vervolgens 90° linksom gedraaid om een
punt te maken op (0, 6).
Projectie
Hiermee wordt de orthogonale projectie van een punt op een curve getekend.
projection(curve, point)
Meetkundige functies en opdrachten 205