Stel in de plotontwerpweergave een waarde in voor Hwidth voor statistieken met één variabele.
Typ het volgende in een programma:
n ▶ Hwidth waarbij n > 0
ImageName
Functie, Geavanceerde grafieken, Graph 3D, 1var. statistieken, 2var. statistieken, Parametrisch, Polair, Rij
Hiermee wordt bepaald welke afbeelding wordt gebruikt als de achtergrond in de plotweergave.
Selecteer een afbeelding in de weergave Plotontwerp.
Typ het volgende in een programma:
ImageName:="Name", waarbij "Naam" een tekenreeks is die de bestandsnaam van de afbeelding bevat
(zoals "foto1").
ImageDisplay
Functie, Geavanceerde grafieken, Graph 3D, 1var. statistieken, 2var. statistieken, Parametrisch, Polair, Rij
Hiermee wordt bepaald hoe een achtergrondafbeelding wordt weergegeven.
Selecteer een van de volgende opties in de plotweergave:
Geen achtergrond:Gebruikt geen afbeeldingsachtergrond in de plotweergave (standaard)
●
Gecentreerd:Centreert de afbeelding in de plotweergave
●
Uitgerekt:Rekt de afbeelding uit in één richting om het plotweergavescherm te vullen
●
Best passend:Geeft de afbeelding nieuwe afmetingen om het plotweergavescherm te vullen
●
XY-bereik:Hiermee kunt u de x- en y-bereiken voor de afbeelding opgeven
●
Typ het volgende in een programma:
0 ▶ ImageDisplay:Hiermee selecteert u Geen achtergrond
1 ▶ ImageDisplay:Hiermee selecteert u Gecentreerd
2 ▶ ImageDisplay:Hiermee selecteert u Uitgerekt
3 ▶ ImageDisplay:Hiermee selecteert u Best passend
4 ▶ ImageDisplay:Hiermee selecteert u XY-bereik
ImageOpacity
Functie, Geavanceerde grafieken, Graph 3D, 1var. statistieken, 2var. statistieken, Parametrisch, Polair, Rij
Bepaalt de transparantie van een achtergrondafbeelding in de plotweergave (indien aanwezig). Een waarde
van 100 wijzigt een afbeelding niet en afnemende waarden verminderen de dekking (vergroten de
transparantie).
Voer in de weergave Plotontwerp een waarde in tussen 0 en 100.
Typ het volgende in een programma:
ImageOpacity:=n, waarbij 0≤n≤100
660 Hoofdstuk 29 Programmeren in HP PPL