Bevat een vergelijking of expressie. Selecteer in de symbolische weergave een optie tussen E0 en E9 en voer
een expressie of vergelijking in. De onafhankelijke variabele wordt geselecteerd door deze te markeren in de
numerieke weergave.
Typ bijvoorbeeld het volgende in een programma:
X+Y*X-2=Y ▶ E1
F0...F9
Functie
Bevat een expressie in X. Selecteer in de symbolische weergave een optie tussen F0 en F9 en voer een
expressie in.
Typ bijvoorbeeld het volgende in een programma:
SIN(X) ▶ F1
FZ0...FZ9
Graph 3D
Bevat een expressie in X en Y. Selecteer in de symbolische weergave een optie tussen FZ0 en FZ9 en voer een
expressie in.
Typ bijvoorbeeld het volgende in een programma:
SIN(X)+COS(Y) ▶ FZ1
H1...H5
1var. statistieken
De Statistieken 1Var symbolische variablen zijn H1 tot H5. Deze variabelen bevatten de gegevenswaarden
voor een één-variabele statistische analyse. Bijvoorbeeld, H1(n) retourneert de n-de waarde in de
gegevensset voor de H1 analyse. Met geen argument retourneert H1 een lijst van de objecten die H1
definiëren. Deze objecten zijn als volgt, in de gegeven volgorde:
Een expressie (in enkele aanhalingstekens), die de gegevenslijst definieert (of lege dubbele
●
aanhalingstekens)
Een expressie (tussen enkele aanhalingstekens) die optioneel de frequenties voor elke waarde in de
●
gegevenslijst definieert (of lege dubbele aanhalingstekens)
Het plottypenummer
●
Het optienummer
●
De kleur voor de plot
●
Het plottypenummer is een geheel getal tussen 1 en 9 waarmee wordt bepaald welk type statistische plot
wordt gebruikt voor elk van de variabelen H1 to H5. De nummers zijn als volgt:
1—Histogram (standaard)
●
2—Boxplot
●
3—Normale waarschijnlijkheid
●
4—Lijn
●
5—Balk
●
668 Hoofdstuk 29 Programmeren in HP PPL