Download Print deze pagina

HP Prime Gebruikershandleiding pagina 174

Verberg thumbnails Zie ook voor Prime:

Advertenties

Bewerking
Definitie
Transformeren
Wortel
Snijpunt
Helling
pos/neg oppervlak
Extreme waarde
Tangens
Functies definiëren op basis van afgeleiden of integralen
De app Functie accepteert functies die gedefinieerd zijn op basis van afgeleiden of integralen. In deze sectie
worden de methoden voor elk van deze gevallen beschreven met voorbeelden.
Functies gedefinieerd door afgeleiden
Stel dat u de grafiek van de functie f(x) wilt plotten, gedefinieerd door
functie kan rechtstreeks worden ingevoerd, maar hier wordt de functie
en de afgeleide hiervan in F2(X).
1.
Druk op
124 Hoofdstuk 7 De app Functie
Beschrijving
Hiermee opent u de editor voor de geselecteerde functiedefinitie in de Plotweergave waarmee u de
functiedefinitie direct kunt bewerken of de grafiek kunt transformeren.
Hiermee start u de Transformatiemodus.
In de Transformatiemodus kunt u de geselecteerde functie verticaal of horizontaal vertalen, de
geselecteerde functie horizontaal schalen of de functiedefinitie direct bewerken.
Selecteer Wortel om de wortel van de huidige functie te vinden die zich het dichtst bij de traceercursor
bevindt. De cursor wordt naar de wortelwaarde op de x-as verplaatst en de hieruit voortvloeiende x-
waarde wordt opgeslagen in een variabele met de naam Wortel. Als er geen wortel maar alleen een
extreme waarde wordt gevonden, wordt het resultaat gelabeld als Extreme waarde in plaats van als
Wortel.
Selecteer Snijpunt om het snijpunt van de getraceerde grafiek met een andere grafiek te vinden. U
moet in de symbolische weergave ten minste twee expressies hebben geselecteerd. Hiermee vindt u
het snijpunt dat zich het dichtst bij de traceercursor bevindt. De waarden van de coördinaten worden
weergegeven en de cursor wordt naar het snijpunt verplaatst. De hieruit voortvloeiende x-waarde
wordt opgeslagen in een variabele met de naam Snijpunt.
Selecteer Helling om de mogelijkheid in of uit te schakelen om de numerieke afgeleide van de huidige
functie bij de huidige positie van de traceercursor weer te geven. Het resultaat wordt opgeslagen in een
variabele met de naam Helling.
Selecteer pos/neg oppervlak om de numerieke integraal te vinden. (Als er meerdere expressies zijn
geselecteerd, wordt u gevraagd de tweede expressie te kiezen uit een lijst met daarin de x-as.)
Selecteer een beginpunt en een eindpunt. Het resultaat wordt opgeslagen in een variabele met de
naam Pos/neg oppervlak.
Selecteer Extreme waarde om het maximum of minimum van de huidige functie te vinden die zich het
dichtst bij de traceercursor bevindt. De cursor gaat naar de extreme waarde en de coördinaten worden
weergegeven. De hieruit voortvloeiende x-waarde wordt opgeslagen in een variabele met de naam
Extreme waarde.
Selecteer Raaklijn om de mogelijkheid in of uit te schakelen om een lijn te tekenen tangens aan de
actuele functiegrafiek door de huidige positie van de traceercursor.
om naar de symbolische weergave te gaan.
. Deze
gedefinieerd als F1(X)

Advertenties

loading