Wiskundetoetsen
De meestgebruikte wiskundige functies hebben hun eigen toetsen op het toetsenbord (of een toets in
combinatie met de toets
Voorbeeld 1: Om SIN(10) te berekenen, drukt u op
dat wordt weergegeven, is –0,544... (als de hoekmaat is ingesteld op radialen).
Voorbeeld 2: Om de wortel van 256 te berekenen, drukt u op
geactiveerd die in het blauw staat op de volgende toets waarop wordt gedrukt (in dit geval √ op de toets
).
De wiskundige functies die niet op het toetsenbord zijn vertegenwoordigd, staan in de menu's Wiskunde, CAS
en Catlg.
OPMERKING:
De standaardinvoermodus is tekstboek. Hierbij worden operanden en operatoren ingevoerd zoals u dat zou
doen bij het opschrijven van een expressie op papier. Als u de voorkeur geeft aan de RPN-invoermodus
(Reverse Polish Notation), is de volgorde van invoer anders.
Wiskundige sjabloon
Met de toets
(en voor vectoren, matrices en hexagesimale getallen). Er wordt een palet weergegeven met vooraf
opgemaakte kaders waaraan u onder andere constanten en variabelen kunt toevoegen. Tik op de gewenste
sjabloon (of gebruik de pijltoetsen om een sjabloon te markeren en druk op
benodigde componenten in om de berekening te voltooien.
Voorbeeld: Stel dat u de kubuswortel van 945 wilt berekenen:
12
Hoofdstuk 2 Aan de slag
).
. Het antwoord dat wordt weergegeven, is 16. Met de toets
De volgorde waarin u operanden en operatoren invoert, wordt bepaald door de invoermodus.
voor wiskundige sjablonen kunt u de structuur voor algemene berekeningen invoegen
10 en vervolgens op
256 en vervolgens op
wordt de operator
. Het antwoord
). Voer vervolgens de