29
Cyclusverloop
1 De besturing positioneert het tastsysteem met aanzet (afhankelijk van Q1125) en
met positioneerlogica naar het geprogrammeerde middelpunt 1.
Verdere informatie: "Positioneerlogica", Pagina 1498
2 De besturing verplaatst het tastsysteem met ijlgang FMAX_PROBE naar de veilig-
heidsafstand. Met de som van Q320, SET_UP en de tastkogelradius wordt bij het
tasten in elke tastrichting rekening gehouden.
3 Vervolgens verplaatst het tastsysteem met tastaanzet F, uit de tastsysteemtabel,
naar de ingevoerde meethoogte en registreert door het tasten (afhankelijk van het
aantal keren tasten Q423) het eerste borings- of tapmiddelpunt.
4 De besturing verplaatst het tastsysteem met de veiligheidsafstand tegen de
tastrichting in.
5 Vervolgens keert het tastsysteem terug naar de veilige hoogte en positioneert
zich naar het ingevoerde middelpunt van de tweede boring of tweede tap 2.
6 Vervolgens verplaatst het tastsysteem naar de ingevoerde meethoogte en
registreert door het tasten (afhankelijk van het aantal keren tasten Q423) het
tweede borings- of tapmiddelpunt.
7 Ten slotte positioneert de besturing het tastsysteem terug naar de veilige hoogte
(afhankelijk van Q1125) en slaat de gemeten waarden op in de volgende Q-
parameters:
1528
Programmeerbare tastcycli | Tastcycli scheve ligging van werkstuk automatisch bepalen
2
1
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022