Programmeerbare tastcycli | Tastcycli Referentiepunten automatisch vastleggen
Helpscherm
Voorbeeld
11 TCH PROBE 419 REF.PUNT ENKELE AS ~
Q263=+25
Q264=+25
Q261=+25
Q320=+0
Q260=+50
Q272=+1
Q267=+1
Q305=+0
Q333=+0
Q303=+1
HEIDENHAIN | TNC7 | TNCguide | 01/2022
Parameter
Q305 Nummer in tabel?
Voer de regelnummers van de referentiepunttabel/nulpuntta-
bel in waarin de besturing de coördinaten opslaat. Afhanke-
lijk van Q303 legt de besturing het item in de referentiepunt-
tabel of in de nulpunttabel vast.
Wanneer Q303 = 1, dan beschrijft de besturing de referen-
tiepunttabel. Wanneer een wijziging in het actieve referen-
tiepunt wordt ingevoerd, is de wijziging direct actief. Anders
wordt er zonder automatische activering een invoer in de
desbetreffende regel van de referentiepunttabel uitgevoerd
Wanneer Q303 = 0, dan beschrijft de besturing de nulpuntta-
bel. Het nulpunt wordt niet automatisch geactiveerd
Verdere informatie: "Berekende referentiepunt opslaan",
Pagina 1581
Q333 Nieuw referentiepunt?
Coördinaat waarop de besturing het referentiepunt moet
vastleggen. Basisinstelling = 0. De waarde werkt absoluut.
Invoer: –99999,9999...+99999,9999
Q303 Meetwaarde overdracht (0,1)?
Vastleggen of het vastgelegde referentiepunt in de nulpuntta-
bel of in de referentiepunttabel moet worden opgeslagen:
-1: niet gebruiken! Wordt door de besturing ingevoerd
wanneer oude NC-programma's worden ingelezen (zie
"Gemeenschappelijke kenmerken van alle tastcycli 4xx voor
het vastleggen van een referentiepunt", Pagina 1580)
0: vastgesteld referentiepunt in de actieve nulpunttabel
opslaan. Referentiesysteem is het actieve werkstukcoördina-
tensysteem
1 = vastgesteld referentiepunt in de referentiepunttabel
opslaan.
Invoer: –1, 0, +1
;1E PUNT 1E AS ~
;1E PUNT IN 2E AS ~
;MEETHOOGTE ~
;VEILIGHEIDSAFSTAND ~
;VEILIGE HOOGTE ~
;MEETASSEN ~
;VERPL. RICHTING ~
;NUMMER IN TABEL ~
;NULPUNT ~
;MEETWAARDE OVERDR.
29
1633