NC- en programmeerbasisprincipes | NC-basisprincipes
8.1.3
Lengte- en hoekmeetsystemen en referentiemarkeringen
Basisprincipes
De positie van de machine-assen wordt met lengte- en hoekmeetsystemen bepaald.
Standaard zijn lineaire assen met lengtemeetsystemen uitgerust. Rondtafels of
rotatie-assen beschikken over hoekmeetsystemen.
De lengte- en hoekmeetsystemen registreren de posities van de machinetafel of het
gereedschap door bij een beweging van de as een elektrisch signaal te genereren.
De besturing bepaalt op basis van het elektrische signaal de positie van de as in het
actuele referentiesysteem.
Verdere informatie: "Referentiesystemen", Pagina 1032
Lengte- en hoekmeetsystemen kunnen posities op verschillende manieren
registreren:
absoluut
incrementeel
Bij een stroomonderbreking kan de besturing de positie van de assen niet
meer bepalen. Als de stroomvoorziening weer is hersteld, werken absolute en
incrementele lengte- en hoekmeetsystemen op verschillende wijze.
Absolute lengte- en hoekmeetsystemen
Bij absolute lengtemeetsystemen is elke positie op het meetsysteem eenduidig
gemarkeerd. De besturing kan dus na een stroomonderbreking de referentie tussen
de aspositie en het coördinatensysteem direct tot stand brengen.
Incrementele lengte- en hoekmeetsystemen
Incrementele lengte- en hoekmeetsystemen bepalen voor de positiebepaling de
afstand van de actuele positie van een referentiemarkering. Referentiemarkeringen
markeren een machinevaste referentiepunt. Om na een stroomonderbreking de
actuele positie te kunnen bepalen, moet een referentiemarkering worden benaderd.
Wanneer het lengte- en hoekmeetsystemen afstandsgecodeerde
referentiemarkeringen bevatten, moet u bij lengtemeetsystemen de assen met max.
20 mm verplaatsen. Bij hoekmeetsystemen bedraagt deze afstand max. 20°.
Verdere informatie: "Referentiepunt van de assen vastleggen", Pagina 201
HEIDENHAIN | TNC7 | Gebruikershandboek Volledige uitgave | 10/2022
8
213