Absolute en incrementele werkstukposities
Absolute werkstukposities
Wanneer de coördinaten van een positie gerelateerd zijn aan het
coördinatennulpunt (oorsprong), worden deze als absolute
coördinaten gekenmerkt. Elke positie op het werkstuk wordt door
middel van de absolute coördinaten eenduidig vastgelegd.
Voorbeeld 1: boringen met absolute coördinaten
Boring
1
Boring
X = 10 mm
X = 30 mm
Y = 10 mm
Y = 20 mm
Incrementele werkstukposities
Incrementele coördinaten zijn gerelateerd aan de laatst
geprogrammeerde positie van het gereedschap, die als gerelateerd
(toebedacht) nulpunt dient. Incrementele coördinaten geven bij het
maken van het programma dus de maat tussen de laatste en de
daarop volgende nominale positie aan, waarmee het gereedschap zich
moet verplaatsen. Derhalve wordt het ook als kettingmaat aangeduid.
Een incrementele maat wordt gekenmerkt door de functie G91 voor
de asaanduiding.
Voorbeeld 2: boringen met incrementele coördinaten
Absolute coördinaten van de boring
X = 10 mm
Y = 10 mm
Boring 5, gerelateerd aan
4
G91 X = 20 mm
G91 Y = 10 mm
Absolute en incrementele poolcoördinaten
Absolute coördinaten zijn altijd gerelateerd aan de pool en de
hoekreferentie-as.
Incrementele coördinaten zijn altijd gerelateerd aan de laatst
geprogrammeerde positie van het gereedschap.
HEIDENHAIN iTNC 530
2
Boring
3
X = 50 mm
Y = 30 mm
4
Boring 6, gerelateerd aan
G91 X = 20 mm
G91 Y = 10 mm
Y
30
20
1 1
10
10
Y
1 4
5
10
10
Y
R
10
1 3
1 2
50
30
1 6
1 5
20
20
G91+R
R
G91+H
R
G91+H
H
CC
30
X
X
0°
X
75