Cyclus in combinatie met punttabellen oproepen
De TNC voert met G79 PAT de puntentabellen uit die u als
laatste heeft gedefinieerd (ook als de puntentabel in een
met % genest programma is gedefinieerd).
De TNC gebruikt de coördinaat in de spilas als veilige
hoogte waarop het gereedschap zich bij de cyclusoproep
bevindt. In een cyclus afzonderlijk vastgelegde veilige
hoogten resp. 2e veiligheidsafstanden mogen niet groter
zijn dan de globale pattern-veiligheidshoogte.
Als de TNC de laatst gedefinieerde bewerkingscyclus oproept bij de
punten die in een puntentabel zijn vastgelegd, moet de cyclusoproep
met G79 PAT worden geprogrammeerd:
U U U U
Cyclusoproep programmeren: toets CYCL CALL
indrukken
U U U U
Puntentabel oproepen: softkey CYCL CALL PAT
indrukken
U U U U
Aanzet ingeven waarmee de TNC tussen de punten
moet verplaatsen (geen ingave: verplaatsen met de
laatst geprogrammeerde aanzet)
U U U U
Eventueel additionele M-functie ingeven en met END-
toets bevestigen
De TNC trekt het gereedschap tussen de startpunten terug naar
veilige hoogte (veilige hoogte = spilascoördinaat bij de cyclusoproep).
Om deze werkwijze ook bij cycli met nummer vanaf 200 te kunnen
hanteren, moet de 2e veiligheidsafstand (Q204) op 0 worden
ingesteld.
Als u bij het voorpositioneren in de spilas met gereduceerde aanzet
wilt werken, moet gebruik worden gemaakt van additionele functie
M103 (zie „Aanzetfactor voor insteekbewegingen: M103" op
bladzijde 204).
Werkwijze van de puntentabellen met cycli G83, G84 en G74 t/m
G78
De TNC interpreteert de punten van het bewerkingsvlak als
coördinaten van het middelpunt van de boring. Met de coördinaat van
de spilas wordt de bovenkant van het werkstuk vastgelegd, zodat de
TNC automatisch kan voorpositioneren (volgorde: bewerkingsvlak,
dan spilas).
Werkwijze van de puntentabellen met SL-cycli en cyclus G39
De TNC interpreteert de punten als extra nulpuntverschuiving.
Werkwijze van de puntentabellen met cycli G200 t/m G208 en
G262 t/m G267
De TNC interpreteert de punten van het bewerkingsvlak als
coördinaten van het middelpunt van de boring. Als u de in de punttabel
vastgelegde coördinaat in de spilas als startpuntcoördinaat wilt
gebruiken, moet de bovenkant van het werkstuk (Q203) op 0 worden
ingesteld.
230
8 Programmeren: cycli