De voor de apparatuur specifieke netwerkinstellingen
U U U U
Druk op de softkey DEFINE MOUNT voor het ingeven van de voor
de apparatuur specifieke netwerkinstellingen. Er kunnen willekeurig
veel netwerkinstellingen vastgelegd, echter maximaal 7
tegelijkertijd beheerd worden
Instelling
Betekenis
n
MOUNTDEVICE
Koppeling via NFS:
Naam van de directory die moet worden
aangemeld. Deze naam bestaat uit het
netwerkadres van de server, een dubbele punt
en de naam van de te mounten directory.
Ingave: vier door een punt gescheiden
getalswaarden; waarde bij de netwerkspecialist
opvragen, b.v. 160.1.13.4 Directory van de NFS-
server die u met de TNC wilt verbinden. Let bij
het ingeven van het pad op grote/kleine letters
n
Koppeling met aparte Windows-computer:
Netwerk- en vrijgavenaam van de computer
ingeven, b.v. //PC1791NT/C
MOUNTPOINT
Naam die de TNC in bestandsbeheer weergeeft,
wanneer de TNC met het apparaat is verbonden.
Let op: de naam moet worden afgesloten met
een dubbele punt
FILESYSTEEM-
Bestandssysteemtype.
TYPE
nfs: Network File System
smb: Windows-netwerk
OPTIONS bij
Gegevens zonder spatie, door een komma van
FILESYSTEEM-
elkaar gescheiden en na elkaar geschreven. Let
TYPE=nfs
op hoofdletters/kleine letters.
rsize=: grootte van het pakket voor
gegevensontvangst in byte. In te geven bereik:
512 t/m 8 192
wsize=: grootte van het pakket voor de ontvangst
van gegevens in byte. In te geven bereik: 512 t/m
8 192
time0=: tijd in tienden van seconden, waarna de
TNC een door de server niet beantwoorde
Remote Procedure Call herhaalt. In te geven
bereik: 0 t/m 100 000. Wanneer geen waarde
wordt ingevoerd, wordt de standaardwaarde 7
gebruikt. Alleen hogere waarden toepassen,
wanneer de TNC via verschillende routers met de
server moet communiceren. Waarde bij de
netwerkspecialist opvragen
soft=: definitie of de TNC de Remote Procedure
Call zolang moet herhalen, totdat de NFS-server
antwoordt.
soft ingegeven: Remote Procedure Call niet
herhalen
soft niet ingegeven: Remote Procedure Call altijd
herhalen
490
12 MOD-functies