U U U U
Nominale diameter Q335: schroefdraad-
binnendiameter
U U U U
Spoed Q239: spoed van de draad. Het voorteken legt
rechtse of linkse draad vast:
+= rechtse draad
– = linkse draad
U U U U
Draaddiepte Q201 (incrementeel): afstand tussen
werkstukoppervlak en bodem van de draad
U U U U
Stappen Q355: aantal gangen waarmee het
gereedschap wordt verplaatst, zie afbeelding
rechtsonder
0 = een 360° schroeflijn naar de draaddiepte
1 = continue schroeflijn over de totale draadlengte
>1 = meerdere helixbanen met benaderen en
verlaten; daartussen verplaatst de TNC het
gereedschap met Q355 x de spoed
U U U U
Aanzet voorpositioneren Q253:
verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het
insteken in het werkstuk resp. bij het terugtrekken uit
het werkstuk in mm/min
U U U U
Freeswijze Q351: wijze van de freesbewerking bij
M03
+1 = meelopend frezen
–1 = tegenlopend frezen
U U U U
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak
U U U U
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak
U U U U
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting)
uitgesloten is
U U U U
Aanzet frezen Q207: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij het frezen in mm/min
HEIDENHAIN iTNC 530
Voorbeeld: NC-regels
N250 G262 SCHROEFDRAAD FREZEN
Q335=10
;NOMINALE DIAMETER
Q239=+1.5
;SPOED
Q201=-20
;DRAADDIEPTE
Q355=0
;STAPPEN
Q253=750
;AANZET VOORPOS.
Q351=+1
;FREESWIJZE
Q200=2
;VEILIGHEIDSAFST.
Q203=+30
;COÖRD. OPPERVLAK
Q204=50
;2E VEILIGHEIDSAFST.
Q207=500
;AANZET FREZEN
263